Uit het veldonderzoek blijkt dat het getijdedek in de 30 tot 50 cm dikke bouwvoor is opgenomen. De bouwvoor gaat geleidelijk over in een oeverafzetting. Ter plaatse van de boringen 1, 3 en 4 loopt de oeverafzetting door tot minimaal 2 m –mv (einde boring). In de boringen 2 en 5 zijn aan de basis van oeverafzettingen vanaf circa 1,3 tot 1,5 m –mv groengrijze vlekken waargenomen die zijn geïnterpreteerd als fosfaatvlekken. De oeverafzetting gaat hier geleidelijk over in een geulafzetting. In boring 5 is geen bouwvoor meer herkend, maar een homogeen pakket kalkrijke, sterk siltige bruingrijze klei met baksteen-, mortel- en aardewerkresten tot 1,3 m –mv. In de overige boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van houtskoo...