Tijdens het interbellum was de Franse literatuur een belangrijk referentiepunt voor met name de katholieke en de vrijzinnige, niet zuilgebonden pers in Nederland. Men nam een voorbeeld aan grote katholieke schrijvers als Mauriac en Bernanos of men spiegelde zich aan de romans van vroeg-twintigste-eeuwse modernisten als Gide en Proust. Onderzoek naar de receptie van de Franse literatuur laat zien dat de beeldvorming hieromtrent in de Nederlandse literatuurgeschiedschrijving aanpassing behoeft. Nederlandse literatuurhistorici als Ruiter en Smulders, en Van Bork en Laan, zijn vaak te zeer gericht op het beschrijven van een diachrone ontwikkeling en hebben te weinig oog voor de synchrone diversiteit aan opvattingen. In welke zin, zo vraag ik me...