West-Souburg Jacoba van Beierenweg 25. Gemeente Vlissingen. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen.

In opdracht van Aannemingsbedrijf Fraanje BV (via RBOI Middelburg) heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in mei 2013 een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd aan de Jacoba van Beierenweg 25 te West‐Souburg, gemeente Vlissingen. De aanleiding tot het onderzoek is het voornemen van Aannemingsbedrijf Fraanje om op het perceel van het voormalige tuinbouwbedrijf 4 nieuwe bouwvlakken ten behoeve van woningbouw in te richten. Voorliggend onderzoek werd uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanwijzigingsprocedure Op basis van de in het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie werd een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Er kon samengevat gesteld worden dat voor het plangebied een lage tot middelhoge verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit de vroege prehistorie in het Laagpakket van Wierden; een lage tot middelhoge verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit het Neolithicum in de top van het Laagpakket van Wormer; een lage verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit de (Late) Ijzertijd tot en met de Romeinse Tijd in de top van het Hollandveen Laagpakket en een lage verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd, met uitzondering van resten van infrastructuur. Voor de periode Vroege tot en met Late Middeeuwen wordt de kans op het aantreffen van vindplaatsen binnen het plangebied hoog ingeschat. Op basis van de aardkundige gegevens kan namelijk worden aangenomen dat zich binnen het plangebied (de flank van) een geulrug bevindt, die wellicht vanaf de Vroege Middeleeuwen gunstige vestigingsmogelijkheden bood. Gezien de nabijheid van de vroegmiddeleeuwse ringwalburg van Oost‐Souburg, de nabijheid van de kern van West‐ Souburg met het hof (mogelijk koninklijk goed, mogelijk reeds daterend uit de 10de eeuw), het latere kasteel Sint Aldegonde en de moederkerk uit de eerste helft van de 11de eeuw, wordt de verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit Vroege tot en met de Late Middeleeuwen als hoog ingeschat. Dit wordt onderstreept door het middeleeuwse nederzettingsmateriaal dat 250 meter ten oosten van het terrein op de flank van de geul‐inversierug werd aangetroffen bij eerder onderzoek. Bovendien is het plangebied gesitueerd langs de voormalige Noordbeeksche weg die reeds op de oudste betrouwbare kaarten wordt weergegeven en vrijwel zeker een middeleeuwse oorsprong kent. Tijdens het verkennende veldonderzoek werd het opgestelde verwachtingsmodel middels 8 boringen getoetst. De resultaten van het booronderzoek, gericht op het toetsen van de geolandschappelijke verwachting, bevestigden het opgestelde verwachtingsmodel. Op basis van de resultaten van voorliggend onderzoek wordt aanbevolen geen graafwerkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan de huidige bouwvoor (o.35 meter beneden maaiveld). Indien binnen het plangebied toch graafwerkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 0.35 meter beneden het huidige maaiveld, wordt archeologisch vervolgonderzoek in de vorm een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven noodzakelijk geacht. Dit vervolgonderzoek dient gericht te zijn op het opsporen van middeleeuwse vindplaatsen op de geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Voor de dieper gelegen geologische eenheden zoals het Hollandveen niveau en het Laagpakket van Wormer wordt geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht