’s-Heer Hendrikskinderen Nieuwe Rijksweg 2B. Gemeente Goes: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen.

Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Er kon samengevat gesteld worden dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit het Neolithicum in de top van het Laagpakket van Wormer; een lage verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit Bronstijd in de onderzijde van het Hollandveen Laagpakket; een hoge verwachting geldt voor de IJzertijd en de Romeinse Tijd, in de top van het Hollandveen Laagpakket. Binnen het Laagpakket van Walcheren geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege en de Late Middeleeuwen vanwege ligging van het plangebied op en in de randzone van de kreekrug Goes – ’s-Heer Hendrikskinderen, en de eerder aangetroffen archeologische vindplaatsen in de omgeving. Voor de Nieuwe Tijd geldt een middelhoge verwachting. In de omgeving zijn eerder vindplaatsen uit deze periode aangetroffen, cartografische referenties voor de aanwezigheid van vindplaatsen binnen het plangebied zijn er echter niet. Tijdens het inventariserend veldonderzoek is het opgestelde verwachtingsmodel middels zes verkennende boringen (tot maximaal 4,00 m –mv) getoetst. Hierbij dient opgemerkt dat dit veldonderzoek gericht was op het toetsen van de (geologische) verwachting en niet op het opsporen van eventuele vindplaatsen. Op basis van de resultaten van het booronderzoek kon bovenstaand verwachtingsmodel verfijnd en bijgesteld worden. De afzettingen van het Laagpakket van Wormer zijn in de boringen niet aangetroffen. Deze bevinden zich beneden de maximale boordiepte. De middelhoge verwachting voor dit niveau, voor het Neolithicum blijft daarmee ongewijzigd. Voor het in boring 3 t/m 6 aangetroffen Hollandveen Laagpakket geldt dat de veentop niet meer intact is als gevolg van erosie vanuit de nabijgelegen voormalige geul waaruit later de kreekrug is ontstaan. In boring 1 en 2 is het veen niet aangetroffen en is de verwachting dat dit pakket hier geheel is weggeslagen. Aangezien de onderzijde van het veenpakket plaatselijk nog intact kan zijn, blijft de verwachting voor de Bronstijd, op een lage verwachting vastgesteld. Voor de top van het veen, hier gelegen tussen 2,63 en 3,27 m –NAP (3,00 – 3,70 m –mv), vervalt de verwachting voor de IJzertijd en Romeinse Tijd, aangezien eventueel aanwezig vindplaatsen door erosie verloren zijn gegaan. Voor het Laagpakket van Walcheren geldt dat, gelet op de aanwezigheid van kreekruggronden binnen het plangebied, de hoge verwachting voor de Vroege en Late Middeleeuwen ongewijzigd blijft. Voor de Nieuwe Tijd geldt dat de lage verwachting gehandhaafd kan blijven. Het booronderzoek heeft geen aanwijzingen voor vindplaatsen uit deze periode aangetoond; wel is duidelijk dat door het gebruik van het terrein als boomgaard een 50 cm dikke verstoorde bovenlaag is ontstaan. In het zuidelijk deel van het plangebied, ter hoogte van boring 5 en 6, is de bodem dieper verstoord: tot 1,00 m –mv