Buurtweg 95 te Ermelo: Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek karterende fase

Archeodienst BV heeft een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied aan de Buurtweg 95 te Ermelo (gemeente Ermelo). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een overdekte paddock met drie paardenboxen. De verstoringsdiepte bedraagt ca. 1,0 m –mv en voor een klein deel 1,8 m -mv. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. Archeologische interpretatie De natuurlijke holtpodzolgrond is in het gehele plangebied grotendeels tot geheel verstoord, wat al dan niet door het grondverzet heeft plaatsgevonden. Vuursteenvindplaatsen van jagersverzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. Daarnaast zijn er geen indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats. De lage verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagersverzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum kan daarom gehandhaafd blijven. Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de anwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek om archeologische resten uit de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en de aan te treffen worden bijgesteld naar laag, terwijl de lage verwachting voor de perioden Late- Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd kan worden gehandhaafd. Hoewel de aanwezigheid van begravingen door middel van boringen vrijwel niet is vast te stellen is het gegeven dat er voor de herinrichting van het plangebied geen verhogingen te zien waren een aanwijzing dat deze waarschijnlijk ook niet te verwachten zijn. Daarnaast is de bodem door de herinrichting aanzienlijk verstoord. Daarom wordt de middelhoge verwachting op het aantreffen van grafheuvels en begravingen uit de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen bijgesteld naar laag. Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk