Archeologisch booronderzoek Oosterkade 8 te Groningen, gemeente Groningen (GN)

Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen zijn de plannen voor de bouw van een appartementencomplex op de onderzoekslocatie aan Oosterkade 8 te Groningen. De plannen gaan met bodemverstorende ingrepen gepaard. Daarom is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. In een eerder stadium is door Libau Steunpunt een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd waarin wordt aanbevolen een archeologisch booronderzoek uit te voeren. VvE De Buren heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het IVO uit te voeren. Over het onderzoeksgebied is uit het eerder uitgevoerde bureauonderzoek de volgende informatie bekend: De onderzoekslocatie ligt direct ten zuidoosten van de historische stadskern van Groningen. Het maakt sinds de aanleg van vestingwerken in de vroege 17e-eeuw deel uit van de binnenstad van Groningen. Tot het slechten van de vestingwerken, in de periode direct na 1875, maakte het gebied waar Oosterkade 8 ligt deel uit van deze vestingwerken. De ligging van het perceel Oosterkade 8 komt in grote lijnen overeen met de verwachte ligging van een deel van de gracht, wal en keermuren van de Steentildwinger. Er worden met name resten van de gracht, wal en keermuur van de Steentildwinger verwacht. Ook oudere resten, tot en met de prehistorie, kunnen voorkomen. Bij het booronderzoek zijn zes boringen gezet. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van resten van de keermuren of gracht van de voormalige Steentildwinger, die op basis van het bureauonderzoek werden verwacht. Zeer waarschijnlijk vormt het aangetroffen pakket zand het rudiment van de geslechte stadswal, op de overgang naar het terrein aan de binnenzijde van de wal. De kleiige band in het zandpakket is waarschijnlijk opgebracht in de periode tussen het slechten van de wal en het bouwrijp maken van het terrein in de late 19e-eeuw. Als er sprake zou zijn van een keermuur aan de binnenzijde van de voet van de wal dan is het aannemelijk dat deze ten westen van het onderzoeksgebied heeft gelegen. De keermuur aan de buitenzijde van de wal en de gracht liggen naar alle waarschijnlijkheid niet binnen het huidige onderzoeksgebied. Op basis van bovenstaande onderzoeksresultaten wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Wij bevelen aan het onderzoeksgebied vrij te geven