Plan Het Loo Fase 1 en 2, Keppelseweg 80 te Doetinchem: Archeologische begeleiding conform protocol opgraven

De aanleiding voor het hier gerapporteerde onderzoek is de aanleg van bouwputten voor de nieuwbouw van woningen binnen het plangebied. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Ecopart bv. Bij archeologisch vooronderzoek is binnen het plangebied, gelegen op de overgang van hogere dekzandgronden naar de riviervlakte van de Oude IJssel, een gedeeltelijk intact esdek aangetroffen en een fragment prehistorisch aardewerk. Op basis daarvan is de kans op het aantreffen van een prehistorische nederzetting in het plangebied hoog geschat. Doelstelling Het doel van de archeologische begeleiding is het vast stellen van de aard, ouderdom, omvang, gaafheid en conservering en het veiligstellen van met verstoring bedreigde archeologische resten materiaal om daarmee informatie te behouden die van belang is voor de kennis van het verleden Gevolgde onderzoeksmethode Het onderzoek is in twee fasen uitgevoerd. Het veldwerk van de eerste fase is uitgevoerd op 4 en 5 oktober 2010 en omvatte de archeologische begeleiding van het uitgraven van twee bouwputten in respectievelijk de noordhoek en de zuidhoek van het terrein over een oppervlakte van 510 m2. De noordelijke bouwput langs de Koninginnelaan van ca. 27 x 18 m is vlakdekkend onderzocht in één vlak. In de zuidelijke bouwput langs de Keppelseweg is in de niet verstoorde gedeelten in drie werkputten van beperkte omvang vooral de bodemopbouw in de profielen onderzocht. De verslaglegging van de resultaten van fase 1 was aanleiding voor het bevoegd gezag, vertegenwoordigd door drs. M. Kocken (Regio Achterhoek) om ook het uitgraven van de derde bouwput in de westhoek van het plangebied archeologisch te laten begeleiden. Dit is op 21 en 22 maart 2011 uitgevoerd. Daarbij is een vlak op de bodem van de bouwput gedocumenteerd. Resultaten In het plangebied zijn archeologische resten aangetroffen uit de ijzertijd, de volle middeleeuwen en de late middeleeuwen. Deze omvatten vondstmateriaal uit de betreffende perioden en enkele grondsporen. Het vondstmateriaal uit de volle middeleeuwen is alleen in secundaire context aangetroffen, mogelijk in de late middeleeuwen van elders aangevoerd. In de zuidelijke helft van het terrein zijn twee grondsporen (een kuil en een forse greppel) door vondstmateriaal in de late middeleeuwen te dateren (13e-15e eeuw). In dit oorspronkelijk lager gelegen deel zijn archeologische sporen goed geconserveerd door afdekking door natuurlijke en antropogene lagen in diverse fasen. Deze omvatten een akkerlaag uit de ijzertijd, plaatselijk afgedekt door een stuifzanddek, een laat-middeleeuwse akker- of ophogingslaag en een 19e eeuws akkerdek. Onder dit lagenpakket zijn ploegsporen uit de ijzertijd aangetroffen. In het oorspronkelijk hoger gelegen noordelijk deel zijn enkele, ondiep bewaard gebleven paalsporen aangetroffen uit waarschijnlijk dezelfde periode. In dit deel van het plangebied is lijkt de conservering slechter door erosie in het verleden. Het blijft onduidelijk in hoeverre de aangetroffen sporen geïsoleerde sporen zijn van off-site activiteiten, in hoeverre binnen het plangebied sprake is van bewoning en wat de begrenzing van de vindplaatsen is. Om de uitbreiding, aard en datering van de aangetroffen resten te bepalen is archeologisch onderzoek aan te bevelen bij toekomstige bodemingrepen van vlakdekkende aard in de omgeving van het plangebied en in de niet verstoorde delen van bodem binnen het plangebied. Voor de verdere bodemingrepen, die voorzien zijn in het kader van de ontwikkeling van het woningbouwplan ’t Loo” is in overleg met de bevoegde overheid geen verder archeologische onderzoek aanbevolen