Percelen Knooppunt Muiderberg sectie G, nummers 645 en 646: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

In verband met de bouw van een bedrijfspand. De natuurlijke waardveengrond is alleen ter plaatse van boring 8 onder een recente bovengrond van 50 cm intact aangetroffen. In de rest van het plangebied is de bodem tot in het veen of zelfs tot (in) het onderliggende dekzand verstoord. In de top van het dekzand is ondanks de bodemverstoring in een groot deel van het plangebied een intacte podzolgrond aangetroffen. Alleen ter plaatse van boring 5 is aangetoond dat de podzolgrond is vergraven. Ter plaatse van boring 5 en 9 is op een dieper niveau (vanaf circa 1,33 en 1,65 m beneden maaiveld) mogelijk een Usselo bodem aangetroffen. Dit is een potentieel archeologisch niveau voor een vindplaats uit het laat-paleolithicum. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. In het grootste deel van het plangebied is een intacte podzolgrond aangetroffen en blijft de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum gehandhaafd. Alleen ter plaatse van boring 5, waar de podzolgrond vrijwel geheel is verdwenen, wordt de verwachting naar laag bijgesteld. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Voor bewoningsresten uit het neolithicum, die in het dekzand worden verwacht, gold op basis van het bureauonderzoek een middelhoge verwachting. Het dekzandoppervlak is in het grootste deel van het plangebied intact aangetroffen. Ter plaatse van boring 5 is de podzolgrond vrijwel verdwenen, maar is de C-horizont nog wel intact. Dit betekent dat de middelhoge verwachting voor bewoningsresten uit het neolithicum gehandhaafd blijft. Tijdens het booronderzoek is aangetoond dat het dekzandgebied bedekt is geraakt met veen. Vanwege het ontbreken van een datering van de beginnende veengroei ter plaatse van het plangebied is de verwachting voor de bronstijd en de ijzertijd in het bureauonderzoek op onbekend gesteld. Aangezien een datering van het veen niet met het verkennend booronderzoek is vastgesteld, blijft de verwachting voor deze periode onbekend. Vanwege de veengroei in het plangebied blijft de lage verwachting voor nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen laag. Het booronderzoek geeft geen aanleiding om de lage verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd bij te stellen