Achterdijk 17, Arkel (gemeente Giessenlanden): Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in juni 2015 een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Achterdijk 17 in Arkel (gemeente Giessenlanden). De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen bouw van een bedrijfsloods. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Het plangebied is gelegen in een tussen de Lek, Linge en Merwede gelegen komgebied, ook wel bekend als de Vijfheerenlanden. Boorprofielen van een in de directe omgeving van het plangebied uitgevoerd archeologisch onderzoek tonen aan dat de ondergrond hoofdzakelijk uit bosveen bestaat, dat wordt afgedekt door een circa 50 à 60 cm dik kleidek. Gezien het ontbreken van aanwijzingen voor fossiele stroomgordels worden geen archeologische resten verwacht uit perioden voorafgaand aan de grootschalige ontginningen in de Late Middeleeuwen. In de Late Middeleeuwen werd de huidige Achterdijk aangelegd, die de achtergrens vormde tussen de ontginning van Nieuwland en de ontginning van Oosterwijk. Langs de Achterdijk vond, vermoedelijk vanaf de periode van de 12e of het begin van de 13e eeuw, bewoning plaats. Deze manifesteert zich in een reeks huisterpen, waarvan er op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart één ter hoogte van het plangebied wordt verwacht. Ter plaatse moet daarom rekening worden gehouden met de aanwezigheid van opgebrachte kleilagen met daarin bouwmateriaal en fragmenten van allerlei gebruiksvoorwerpen. Hierbij moet worden opgemerkt dat als gevolg van de bouw van agrarische opstallen en het uitgraven van mestkelders in de tweede helft van de 20e eeuw mogelijk (plaatselijk) sprake is van een verstoring van de bodem. Teneinde bovengenoemde verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat de ondergrond van het plangebied uit een opeenvolging van klei- en veenpakketten bestaat. Deze opeenvolging is kenmerkend voor zeer natte komgebieden, waarin periodiek geen of nauwelijks riviersedimentatie plaatsvond. De bovengrond wordt gevormd door een 25 tot 70 cm dik kalkloos, matig siltig kleidek, dat vermoedelijk is ontstaan ten gevolge van overstromingen vanuit de zuidelijker gelegen Linge. Uit de aanwezigheid van (sub)recent vondstmateriaal blijkt dat dit dek is verstoord bij de huidige inrichting van de locatie. Boring 4 is gezet in de zone waar op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart een huisterp is aangegeven. In deze boring is evenwel geen ophoging aangetroffen, die hiermee verband zou kunnen houden. Ook in de andere boringen ontbreken aanwijzingen voor de aanwezigheid van een huisterp. Als de terp op het perceel aanwezig is (geweest), moet de locatie ervan vermoedelijk in zuidoostelijke richting, buiten het bouwblok van de bedrijfsloods, gezocht worden. ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen