Honselersdijk tracé persleiding (gem. Westland): ADC 995

In opdracht van Syncera B.V. heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek voor het tracé van de geplande persleiding te Honselersdijk in de gemeente Westland uitgevoerd. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. In het tracé van de persleiding behoort de aanwezigheid van meerdere kreekruggen als onderdeel van het Gantelsysteem tot de mogelijkheid. Het is zeer goed mogelijk dat deze kreekruggen vanaf de IJzertijd en met name vanaf de Romeinse tijd bewoond zijn geweest. Na een hiaat gedurende de Vroege en Volle Middeleeuwen, werden deze in de Late Middeleeuwen opnieuw bewoond. Daarnaast kunnen zich nog enkele restanten van het oorspronkelijke strandwallencomplex als duintopjes in de ondergrond bevinden. Op deze duintopjes kan bewoning uit het Neolithicum verwacht worden. Voor de diepteligging hiervan kan geen verwachting worden opgesteld. Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een karterend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen. Bij het booronderzoek is het verwachte Gantelsysteem gevonden in de vorm van een dikke kleilaag. Eventuele bewoningsporen zouden zich aan de top of ingeschakeld in de kleilaag kunnen bevinden. Echter er zijn geen aanwijzingen gevonden dat op een dieper niveau een archeologische laag aanwezig is. Er lijkt sprake van een continue opslibbing, die geen mogelijkheden voor bewoning bevat. Het ontbreken van dieper gelegen kalkarme of kalkloze afzettingen en/of vegetatie horizont is de belangrijkste argumentatie. De top van de kleilaag zelf is grotendeels verstoord aanwezig, waardoor waarschijnlijk ook eventuele archeologie verstoord is. Naast de mogelijke fosfaatvlekken zijn geen indicatoren in de boringen aangetroffen. Niet het gehele plangebied kon onderzocht worden. Voor het deel dat wel onderzocht kon worden geldt dat er geen mogelijkheden voor bewoning zijn gevonden. Voor het nietonderzochte deel kon dit niet vastgesteld worden. Het is mogelijk dat er in het niet-onderzochte deel wel archeologische resten aanwezig zijn die door de werkzaamheden verstoord gaan worden. Het is niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Om de op het bureauonderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. Tijdens de begeleiding kan blijken dat de huidige bodemverstoring of bodemopbouw zodanig is, dat verdere begeleiding geen archeologische informatie toevoegt. In dat geval kan de begeleiding afgebroken worden. Nagekomen bericht (april 2008): Bij navraag naar de exacte bouwwerkzaamheden wordt door de klant aangegeven dat de gemiddelde verstoringsdiepte 1 meter onder maaiveld zal gaan bedragen. Het bevoegd gezag maakt hierop melding van een publicatie van Van Liere (1948). Uit deze publicatie blijkt dat er binnen het plangebied sprake is van kunstmatige ophogingen (met duinzand) van meer dan 70 centimeter. Als we de oude bouwvoor meerekenen die onder dit ophogingspakket aanwezig is, geldt dat de kans dat er archeologische waarden bedreigd zullen worden door de voorgenomen ingreep zeer klein is. ADC ArcheoProjecten adviseert dan ook om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet