Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van bureau- en booronderzoek op twee locaties aan de Boerenlaan te 's-Gravenzande, gemeente Westland (Z.-H.): ARC-Rapporten 2005-68

Het Centraal Bodemkundig Bureau (CBB) uit Deventer heeft aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) opdracht verleend tot het uitvoeren van een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van een bureauonderzoek en boringen, op een tweetal locaties aan de Boerenlaan in het plangebied Tuinveld te ’s-Gravenzande, gemeente Westland. De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de geplande herontwikkeling van de onderzoekslocatie. De te onderzoeken locatie heeft een oppervlakte van circa 4 hectare. Het booronderzoek is uitgevoerd door CBB, de boringen zijn beschreven door mw. drs. A.M.I. van Waveren, het bureau-onderzoek en de schriftelijke rapportage is verzorgd door drs. A.J. Wullink, namens ARC bv. Conclusie en aanbeveling Het gebied waarbinnen de onderzoekslocatie is gelegen is pas na 1000 n. Chr. ontstaan door opslibbing. Daarvoor, gedurende het voorafgaande deel van het Holoceen, heeft het gebied in de monding van de Maas gelegen. Het gebied is in ieder geval sinds het begin van de 13e eeuw bewoond en in 1242 bedijkt. Sinds die tijd is de onderzoekslocatie in gebruik geweest als bouw- en weiland, totdat, na 1950, een deel van de onderzoekslocatie met kassen is bebouwd. De archeologische verwachtingswaarde van het gebied is laag. Er zijn in de omgeving wel archeologische waarnemingen gedaan, maar die vallen uitsluitend binnen historische bewoningsplaatsen: ’s-Gravenzande, een klooster en een havezate. De bodemopbouw zoals bepaald tijdens het booronderzoek, weerspiegelt de uit het bureau-onderzoek naar voren gekomen genese van het gebied. Aan de basis worden zandige wadafzettingen aangetroffen, met daarop opgeslibde klei. De top van het pakket is opgebracht of verstoord, getuige het aangetroffen puin en het piepschuim in het noordelijke deel van deellocatie 1. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De specifieke archeologische verwachting van de onderzoekslocatie, zoals weergegeven in paragraaf 2.1.3 is dan ook juist gebleken. Op basis van bovenstaande resultaten wordt de aanbeveling gedaan geen vervolgonderzoek uit te voeren en de locatie vrij te geven voor bouwwerkzaamheden