Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven aan De Hoven, Ekehaar, gemeente Aa en Hunze (Dr.)

Naar aanleiding van de resultaten die tijdens het veldwerk zijn verkregen, kunnen de onderzoeksvragen, zoals gesteld in het Programma van Eisen, als volgt worden beantwoord. 1 Hoe is het gesteld met de gaafheid van het bodemarchief ter plaatse, zowel in horizontale als verticale zin? Op de onderzoekslocatie is een intacte bodemopbouw aangetroffen, bestaande uit een esdek, waarin plaatselijk twee verschillende fases konden worden herkend. Onder dit esdek bevindt zich een podzol met op een enkele plaats een E-horizont, gevolgd door de B- en C-horizont, en op de meeste plaatsen bestaat de podzol uit een AB- B- en C-horizont. Onder het esdek zijn grondsporen aangetroffen, die goed zijn geconserveerd. 2 Hoe is het gesteld met de conservering van het vondstmateriaal? Niet van toepassing. 3 Is er een relatie te leggen tussen de mobilia en de grondsporen? Niet van toepassing. 4 Wat is de aard en de ouderdom van de aangetroffen bewoningssporen? Strekken deze zich over de gehele onderzoekslocatie uit? De grondsporen bestaan uit paalsporen en kuilen die zeer waarschijnlijk een prehistorische ouderdom hebben. Direct voorafgaand of tijdens de aanleg van de es zijn oostwest georienteerde ontginningsgreppels gegraven en in subrecente tijd heeft een herverkaveling plaats gevonden, waarvan nog enkele sporen resteren. De archeologisch interessante sporen bevinden zich verspreid over het gehele onderzoeksterrein, met een lichte clustering in de noordoosthoek, i.e. de noordzijde van proefsleuf 3. 5 Hoe zeldzaam zijn de aangetroffen sporen binnen de archeoregio en hoe groot is de informatiewaarde? De sporen zijn zeldzaam, aangezien in de onmiddellijke omgeving geen waarnemingen bekend zijn. De informatiewaarde is betrekkelijk laag, enerzijds omdat er geen structuren van huisplattegronden of erfinrichtingen kunnen worden herleid, en anderzijds omdat de grondsporen geen archeologisch vondstmateriaal bevatten, waardoor de sporen niet kunnen worden gedateerd. 6 Indien geen archeologische sporen worden aangetroffen, biedt de locatie dan mogelijkheden om het toenmalige landschap en de exploitatie daarvan te reconstrueren? Het is niet waarschijnlijk dat er onverkoolde botanische macroresten bewaard zijn gebleven waaruit het landschap kan worden gereconstrueerd. Een van de paalsporen in proefsleuf 3 bevatte een minimale hoeveelheid houtskool, dat bovendien veel te gefragmenteerd was om een houtsoort te kunnen bepalen. 7 Welke graad van waardering dient aan het onderzoeksgebied gegeven te worden? De opbouw van de es is op de onderzoekslocatie volledig intact. De ruimtelijke samenhang tussen deze es het esdorp Ekehaar is reeds door nieuwbouw verloren gegaan (Spek & Ufkes 1995, p. 64). Onder de es is een geringe hoeveelheid grondsporen aangetroffen, die op basis van hun aard en stratigrafie als prehistorisch kunnen worden bestempeld. Het is niet uit te sluiten dat, indien er een groter areaal van het te verstoren gebied wordt onderzocht, de aangetroffen grondsporen alsnog aan bepaalde structuren kunnen worden gekoppeld