Deze veteraan ging in 1946 Indisch recht studeren, hij neigde naar sympathie met het Indonesisch verzet. In 1948 moest hij opkomen voor de dienstplicht en werd hij uitgezonden naar Nederlands Indië. Hij werd secretaris van de Rechter van Onderzoek. De zaken die voorkwamen betroffen veelal moord en diefstal. Veel zaken haalden de Krijgsraad niet, zoals wrede verhoormethodes en het meenemen van vee van een vijandige kampong voor eigen consumptie. Hij bracht zoiets als laatstgenoemde zaak niet voor de Krijgsraad, hij voelde zich dan iemand die niet de harde strijd leverde maar wel zijn maten verried. Terug in Nederland ging hij in Leiden studeren en kwam hij bij de Hap van Jan. Hij ziet zijn inzet in Indië wel als verlies van tijd, maar nu ook...