Zandsedwarsstraat-Karstraat te Huissen: Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Synthegra heeft in opdracht van CSO een archeologisch karterend booronderzoek uitgevoerd op een terrein op de hoek van de Zandsedwarsstraat en de Karstraat in Huissen. De aanleiding voor het onderzoek is de nieuwbouw van een winkelpand, een horecagelegenheid en meerdere appartementen. In december 2009 heeft Synthegra een bureauonderzoek1 uitgevoerd voor het plangebied. Vanwege de ligging op de oeverwal van de Nederrijn is aan het plangebied een hoge verwachting toegekend voor archeologische resten uit de ijzertijd tot en met de vroege middeleeuwen. Met historisch kaartmateriaal is vastgesteld dat in de 19e eeuw bebouwing in het zuidelijke deel van het plangebied heeft gestaan. Op basis hiervan is aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en een hoge verwachting voor resten uit de nieuwe tijd. De natuurlijke ondergrond bestaat uit crevasseafzettingen met daaronder oeverafzettingen, die beide door de Nederrijn zijn afgezet. In de crevasseafzettingen zijn oorspronkelijk ooivaaggronden ontwikkeld. Alleen in de noordelijke punt van het plangebied is een deels intacte ooivaaggrond aangetroffen (boring 5). In de rest van het plangebied is de oorspronkelijke bodem door (sub)recente verstoringen verdwenen. In het plangebied zijn de oeverafzettingen van de Nederrijn pas op grotere diepte aangetroffen in plaats van aan het oppervlak. De oeverafzettingen zijn afgedekt met crevasseafzettingen en de top is waarschijnlijk geërodeerd door de crevasse. In de top van de oeverafzettingen worden dan ook geen archeologische resten meer verwacht. De datering van de crevasseafzettingen is onbekend, maar ligt vermoedelijk in de vroege of late middeleeuwen. In de crevasseafzettingen zijn geen archeologische indicatoren gevonden, die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats. Ter plaatse van boring 1 en 5 zijn fosfaatvlekken waargenomen in de top van of net boven de oeverafzettingen, die gezien kunnen worden als een aanwijzing voor een vindplaats in de top van de oeverafzettingen van de Nederrijn. Theoretisch gezien kan in de top van de oeverafzettingen een vindplaats aanwezig zijn uit de periode ijzertijd tot en met de vroege middeleeuwen. In de rest van het plangebied (de boringen 2-4 en 6) is geen fosfaat aangetroffen. Mogelijk is dit niveau ten gevolge van de erosie door de crevasseafzettingen verdwenen. Dit betekent dat ondiepe grondsporen zijn geërodeerd, maar dat diepere sporen nog intact kunnen zijn. Dit betekent dat de hoge verwachting voor nederzettingssporen uit de ijzertijd tot en met de vroege middeleeuwen blijft gehandhaafd. Tijdens het booronderzoek is in het zuidelijke deel van het plangebied (boring 1-3) een archeologische laag aangetroffen, die wijst op bewoning in het verleden. In boring 2 is een fragment steengoed gevonden, die de bewoning in de 19e eeuw bevestigd. Mogelijk is de scherf daar terecht gekomen tijdens de bouw en/of sloop van het pand uit de 19e eeuw. In de boringen 1 en 3 ontbreken dateerbare archeologische indicatoren, dus een oudere datering van de ophogingslaag die teruggaat tot in de middeleeuwen blijft mogelijk. Op basis hiervan blijft zowel de middelhoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen als de hoge verwachting voor de nieuwe tijd gehandhaafd. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek geadviseerd. Voor dit onderzoek is een goedgekeurd PvE noodzakelijk