Omgangstraat 12 te Sprundel, gemeente Rucphen Booronderzoek: Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

Het plangebied ligt op de gemeentelijke erfgoedkaart, die nog niet definitief is vastgesteld, in ‘beleidszone 3’. Dit betekent dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemverstoringen met een minimum van 100 m² en dieper dan 50 cm –mv. Om in deze zone een omgevingsvergunning te kunnen verkrijgen, dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het plangebied is naar verwachting een plaggendek op dekzand (Formatie van Boxtel) op Midden- en Vroeg Pleistocene rivier- en beekafzettingen (Formatie van Stramproy) aanwezig. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. In de directe omgeving van het plangebied hebben relatief weinig archeologische onderzoeken plaatsgevonden en zijn weinig archeologische vondsten gedaan. Ca. 1000 m ten westen van het plangebied is bij een veldkartering een aantal vuurstenen artefacten die worden gedateerd tussen het Laat Paleolithicum en de Bronstijd aangetroffen. Dit kan worden gezien als een aanwijzing voor bewoning van het onderzoeksgebied in de prehistorie. Indien in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn dan wordt het vondstniveau verwacht onderin het plaggendek en in de top van het onverstoorde dekzand (C-horizont); hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het plaggendek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen of houtskool. Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten (zoals bot, hout, leder en textiel) zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. Het is mogelijk dat eventueel aanwezige archeologische resten zijn verstoord als gevolg van (diep)ploegen. In boring 1, 2 en 4 is er sprake van een vlekkerige laag tussen het dekzand (C-horizont) en het plaggendek. Deze laag is vermoedelijk ontstaan door diepploegen, waarbij de top van het dekzand is omgewerkt. In boring 3 is de laag tussen het dekzand (C-horizont) en het plaggendek lichter van kleur en is de overgang met het onderliggende pakket geleidelijk. Hier is mogelijk nog een oude cultuurlaag aanwezig en is de top van het dekzand mogelijk nog intact. Er wordt geconcludeerd dat de bodem in het grootste deel van het plangebied (sub)recent is omgewerkt. De archeologische verwachting kan dan ook worden bijgesteld naar laag. Dit geldt echter niet voor het westelijke deel van het plangebied. ADC ArcheoProjecten stelt voor om in het westelijke deel van het plangebied twee proefputten te graven teneinde vast te stellen of hier sprake is van een plaggendek op een oude cultuurlaag. ADC ArcheoProjecten adviseert om het resterende deel van het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat hier toch nog archeologische resten voorkomen. De gemeente Rucphen is van mening dat verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is