Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) ten behoeve van de korte omlegging van de N355 door middel van grondboringen te Zuidhorn, gemeente Zuidhorn (Gr.): ARC-Rapporten 2006-80

Aanleiding voor het inventariserend archeologische veldonderzoek is het voornemen van de provincie Groningen om aan de oostkant van Zuidhorn een wegomlegging van de N355 te realiseren. Na een inventariserend bureau-onderzoek door Grontmij Advies & Techniek bv is in overleg met de provinciaal archeoloog, dr. H.A. Groenendijk, besloten tot een inventariserend veldonderzoek in het tracee van de aan te leggen provinciale weg. Opdracht tot dit onderzoek is gegeven aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv). Het veldwerk heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2006 en is uitgevoerd door dr. H. Buitenhuis en dhr. B. Kaptein. Conclusie en aanbeveling: Uit de boorgegevens blijkt dat er op de morenerug geen dekzand aanwezig is. De top van de bodem bestaat uit een 40 cm dikke bouwvoor die in het keizand is ingeploegd. Archeologische indicatoren die op menselijke activiteiten kunnen duiden, zijn niet gevonden. Het lijkt er sterk op dat de bodem die op de morenerug de mogelijke drager van archeologische indicatoren moet zijn geweest, is opgenomen in de bouwvoor of in het verleden is verdwenen. De sterke helling van het zand in de zeeboezemvlakte en de diepe kleiafzettingen op het zand geven aan, dat bij de zeeinbraken de bodem sterk is verstoord en verspoeld. Resten van veenafzettingen zijn niet aangetroffen, anders dan als kleine fragmenten in de klei. Het lijkt er sterk op, dat de zeeinbraken in dit gebied diepe verspoelingen hebben te weeg gebracht waardoor het pleistocene zand en de daaropliggende bodemlagen sterk zijn verstoord. De kans in het traject nog archeologische resten aan te treffen wordt daarom zeer gering geacht. Uit het onderzoek blijkt dat er geen bezwaren van archeologische aard zijn om de voorgenomen werkzaamheden, namelijk het aanleggen van een nieuwe weg, uit te voeren. Aanbevolen wordt daarom het traject voor het wegcunet vrij te geven voor de voorgenomen activiteiten. Indien echter onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen – vooral op de morenerug – dan dient dit onverwijld te worden gemeld aan het bevoegd gezag