IJsselstein Lage Dijk Noord 28 Booronderzoek: Lage Dijk-Noord 28 te IJsselstein

In opdracht van R. van Vliet Beheer B.V. heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Lage Dijk-Noord 28 in IJsselstein (afb. 1 en 2). In het plangebied zal de huidige bebouwing (met uitzondering van het woonhuis en noordwestelijk gelegen schuur) gesloopt worden en zal het plangebied ingericht worden als parkeerterrein voor vrachtwagens. Ook zal in het zuidelijke en noordelijke deel van het gebied de huidige sloot worden verbreed (afb. 3). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Op basis van de beleidsadvieskaart van de gemeente IJsselstein is de volgende verwachting opgesteld: In het hele plangebied worden archeologische resten verwacht uit het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen op of in de top van de oeverafzettingen van de Lage Dijkse en/of de Over- Oudlandse stroomgordel. De top van de oeverafzettingen bevindt zich naar verwachting tussen 100 en 150 cm beneden het maaiveld. Het plangebied bevindt zich op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) in een terrein van Archeologische betekenis, waar nederzettingsresten uit de IJzertijd en Romeinse tijd zijn aangetroffen. De kans op resten uit deze periode wordt ook in de nog niet onderzochte delen, zoals het plangebied, hoog geacht. Aan en direct onder het maaiveld worden archeologische resten verwacht vanaf de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. De vondstenlaag van deze resten bevindt zich niet dieper dan ca. 30 cm beneden het maaiveld. Organische resten (zoals bot, hout, leder en textiel) zijn door de boven het hoogste grondwaterpeil (1 m -mv) heersende relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht geconserveerd. Andere type indicatoren (aardewerk) zijn waarschijnlijk matig goed geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. Ter hoogte van de aanwezige bebouwing is naar verwachting deze laag omgewerkt en/of verstoord als gevolg van de aanleg van funderingssleuven. Om deze verwachting te toetsen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit het booronderzoek is gebleken dat in de diepere ondergrond beddingafzettingen van Lage Dijkse en/of Over-Oudlandse meandergordel aanwezig zijn. De beddingafzettingen gaan in het plangebied geleidelijk over op oeverafzettingen, die onderin zandig zijn en naar boven toe geleidelijk over gaan in sterk siltige klei (fining upwards sequentie). In en in de top van de oeverafzettingen is een vegetatiehorizont met houtskoolbrokken en fosfaatvlekken aangetroffen. De diepteligging van de oeverafzettingen varieert; in het oostelijke deel wordt deze dieper aangetroffen dan in het centrale en westelijke deel. Op de oeverafzettingen zijn vervolgens komafzettingen afgezet. Hierin is ook een vegetatiehorizont aangetroffen. Dit betekent dat een tijd lang geen sedimentatie heeft opgetreden. De meest recente komafzetting is waarschijnlijk afkomstig van de Hollandse IJssel en is afgezet in de Late Middeleeuwen. Vanaf gemiddeld 60 cm -mv tot aan het maaiveld is een omgewerkte laag in de vorm van een bouwvoor aangetroffen. Indien de bodem niet dieper dan 40 cm -mv wordt verstoord, adviseert ADC ArcheoProjecten om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Indien de bodem door de voorgenomen ontwikkelingen dieper dan 40 cm wordt verstoord, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Selectieadvies vermeldt: vrijgegeven mits er geen diepere verstoring plaatsvind dan 40 cm onder maaiveld