L'Hôtel de Ville de Saint-Omer (1834). Un exemple de néo-classicisme tardif

Jean-Jacques Duthoy, The Town-Hall of Saint-Omer (1834). An instance of late Neo-Classicism. The building which can be seen nowadays on the "Grand-Place" of Saint-Omer has been erected to replace a group of buildings dating back to the Middle-Ages and which had to be demolished at the beginning of the XIXth century because of their state of utter disrepair. Two successive plans were discarded : that of G. Couture in 1786 and that of F. Verly in 1813. The present Town-Hall was erected between 1834 and 1840 by P.B. Lefranc, sometimes held to be the pupil of Percier and Fontaine, and who worked for the Orléans family (Pau, Dreux, Neuilly). This building, though often criticized, is a fair witness of late neo-classical architecture ; it shows how durable references to XVIIth century classical art were in France. It gives an impression of ample majesty, in spite of a certain heaviness. A row of houses built at the same period and providing the Town-Hall with remarkable urban surroundings is also worth noting.L'édifice qui se dresse aujourd'hui sur la Grand-Place de Saint-Omer a succédé à un ensemble de bâtiments construits au Moyen Age, dont la vétusté était telle au début du XIXème siècle qu'il fallut les démolir. Deux projets successifs n'aboutirent pas : celui de G. Couture en 1786 et celui de F. Verly en 1813. L'hôtel de ville actuel a été construit de 1834 à 1840 par P.B. Lefranc, donné parfois comme un élève de Percier et Fontaine, qui a travaillé au service de la famille d'Orléans (Pau, Dreux, Neuilly). Ce bâtiment, souvent critiqué, est un bon témoin de l'architecture néoclassique tardive et fait apparaître combien les références à l'art classique du XVIIème siècle ont été durables en France. Il est d'une majesté un peu lourde, mais d'un rythme large. Noter la qualité du rang de maisons édifié à la même époque et qui compose pour l'édifice un remarquable décor urbain.Jean-Jacques Duthoy, Het raadhuis van Saint-Omer (1834). Een voorbeeld van late neo-klassiek. Het gebouw dat nu op de grote markt van St. Orner staat, vervangt een groep midde- leeuwse gebouwen die in het begin van de 19de eeuw zeer bouwvallig geworden waren. Van twee projecten kwam niet veel terecht, namelijk van dat van G. Couture van 1786 en dat van F. Verly van 1813. Het huidige raadhuis werd gebouwd van 1834 tot 1840 door P.B. Lefranc die men soms als een leerling van Percier en Fontaine beschouwt, en die voor de familie d'Orléans werkte (Pau, Dreux, Neuilly). Het gebouw dat nogal eens gecritiseerd wordt, is een goed voorbeeld van late neo-klassiek, wat aantoont hoe permanent de invloed van de klassieke 17de eeuwse kunst in Frankrijk was. Het is wat zwaar maar in een breed ritme opgebouwd. Let ook op de rij huizen die uit dezelfde période stamt en een merkwaardige achtergrond voor het gebouw vormt.Duthoy Jean-Jacques. L'Hôtel de Ville de Saint-Omer (1834). Un exemple de néo-classicisme tardif. In: Revue du Nord, tome 60, n°236, Janvier-mars 1978. pp. 133-149