Het proefschrift bestudeert, vanuit een vraagstelling naar aard en ontstaan van allodiale middeleeuwse heerlijkheden in het algemeen, de casus Diepenheim vanwege zijn vroeg inzettend bronnenmateriaal. Het welbekende 'Güterverzeichniss Graf Heinrichs von Dale (1188)’ krijgt een nieuwe en diepere analyse vanuit een tot dusver schromelijk miskend en nauw verwant document, de leenrol van de graven van Dale-Diepenheim (1216/17-c. 1320). De aanmerkelijke verdieping van de kennis over de heerlijkheid Diepenheim die daardoor ontstaat, wordt ingepast in een model dat het ontstaan van zulke heerlijkheden zoekt in vroeg-middeleeuwse 'wereldlijke allodiale immuniteiten' met de daarop levende horigen als binnenkern en een buitenmantel van naderhand in l...