Wanneer in het Nederlands staatsbestel de lagere publiekrechtelijke lichamen provincie en gemeente optreden, spreekt men van territoriale decentralisatie. In deze studie is de vraag aan de orde, welke factoren bepalend zijn voor de mate van territoriale decentralisatie, die op het stuk van de woningbouw aanwezig is. De auteur beperkt zich hierbij voornamelijk tot de relatie rijk-gemeente. In hoofdstuk I wordt het begrip territoriale decentralisatie bestuurlijk benaderd. Als -onderling van elkaar afhankelijke -verschijningsvormen van dit begrip noemt de schrijver uitbreiding van taak en van bevoegdheden van de gemeente, het verschaffen van financiele middelen aan de gemeente, vermindering van het toezicht van hoger gezag op de gemeente en he...