Archeologisch onderzoek kleine landschapselementen Renswoude

Een eventueel aanwezig intact archeologisch sporenniveau zal zich manifesteren onder de geroerde of humeuze toplaag of wel vanaf de B-horizont en/of in de C-horizont. Deze bevindt zich hier naar verwachting op een diepte vanaf 20 cm (gooreerdgrond) tot meer dan 50 cm -mv (hoge zwarte enkeerdgrond). De waarden kunnen bestaan uit sporen van bewoning en landgebruik (van kampement tot graf) en uit een breed scala van materiaal uit de materiele cultuur. Rondom de dekzandruggen zouden afvallagen/pakketten kunnen voorkomen of losse vondsten worden gedaan in alle grondlagen. De conservering is afhankelijk van de ouderdom en aard maar kan slecht (droge zandgronden) tot goed (natte beekdalvlakte) zijn. Onduidelijk is wat de gevolgen van de ontginningen in het gebied zijn geweest op de intactheid van een eventueel bodemarchief en welke verstoringen in welke mate zijn toegebracht door de latere landbouwactiviteiten en wisselende inrichtingen van het gebied. Wanneer gekeken wordt naar de voorgenomen ingrepen binnen dit plan; de aanplant van (klein) wortelgoed voor heg, houtsingel (met enkele eiken en berken als overstaanders), een bosje of bomenrij (de knotwilgen) in de bestaande bouwvoor of humeuze toplaag en overwegend niet dieper dan 30 cm -mv, lijkt de kans dat door de aanplant daarvan het eventueel aanwezige bodemarchief onevenredig wordt aangetast, zeer gering te zijn. In die zin is de gespecificeerde archeologische verwachting binnen dit ruimtelijke plan laag te noemen. Het is onduidelijk wat de mogelijke aantasting door de toekomstige diepere doorworteling in de B en C-horizont gaat zijn op het eventueel aanwezige bodemarchief of het daarin gelegen sporenniveau. Binnen het Bestemmingsplan is al opgenomen dat het rooien van stobben verboden is, hetgeen raadzaam is om te handhaven