De Crisis- en herstelwet (Chw) is bijna twee jaar van kracht. Consequentie van die wet is onder meer dat de bestuursrechter afwijkende procedureregels hanteert voor elk beroep tegen een besluit in het kader van een ruimtelijk of infrastructureel project dat blijkens de Chw van bijzondere betekenis is voor de Nederlandse economie. Dit artikel beschrijft de eerste praktijkervaringen met twee van die afwijkende regels: de relativiteitseis en de eis dat de bestuursrechter uitspraak doet binnen zes maanden. Wat zijn daarvan de directe effecten op het verloop en de uitkomst van de procedure, en welke indirecte effecten vallen waar te nemen