Plangebied Klaprooslaan te Groningen

Uit de resultaten van het booronderzoek is gebleken dat aan de westzijde en aan de oostzijde van het plangebied geulafzettingen aanwezig zijn. Deze afzettingen bevinden zich onder getij-afzettingen, op een diepte van respectievelijk 1,35 en 0,9 m -mv (1,07 en 0,87 m -NAP). Op basis van voorgaand onderzoek waarbij dieper is geboord en de verwachte ligging van de fossiele hunzeloop, betreft het vermoedelijk bij deze boringen niet deze fossiele hoofdgeul, maar jongere geulen. In boringen 7 t/m 12 zijn onder (al dan niet verstoorde) getij-afzettingen, op een diepte tussen 0,6 en 0,95 m -mv (0,45 en 0,79 m ?NAP), oeverwalafzettingen aangetroffen. Het is onduidelijk of deze oeverwal (deels) heeft behoord tot de fossiele hoofdgeul of tot (een van de) de latere geulen. In boring 1 is mogelijk de bermsloot van de oude weg aangetroffen die zichtbaar is op de Hottingerkaart (1788-1792) en de Kadastrale Minuut (1830). Op basis hiervan kunnen in deze zone resten van de oude weg worden verwacht. In boringen 3, 4, 11, 13 en 14 zijn in de getij-afzettingen vegetatiehorizonten aangetroffen. De aanwezigheid van de vegetatiehorizonten in de kleiafzettingen laat zien dat er periodes waren waarin het kleigebied bewoonbaar zal zijn geweest. De vegetatiehorizonten kunnen verband houden met bewoning in de ijzertijd/Romeinse tijd en in de middeleeuwen