Sneek, Hoofden Oudvaart (Gemeente Súdwest-Fryslân, Fr.) Een Archeologisch Bureau- en Karterend veldonderzoek

archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Hoofden in de woonwijk Oudvaart te Sneek. Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van een appartementencomplex en het graven van een nieuwe waterpartij. Het archeologisch onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek van zes boringen. Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat de diepere ondergrond uit dekzand bestaat dat omstreeks 3850 vC bedekt raakte met veen. Het veen werd vervolgens omstreeks 500 vC weer deels weggeslagen en bedekt door klei tijdens inbraken van de zee. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een middelhoge kans op de aanwezigheid van resten van bewoning uit de ijzertijd tot en met de nieuwe tijd in de vorm van verhoogde (terp)bewoning en tevens een lage- tot middelhoge kans op de aanwezigheid van resten van bewoning uit de steentijd op relatieve dekzandhoogten. De voorgenomen bebouwing van het terrein aantasting van de bodem tot beneden de reeds verstoorde toplaag veroorzaken. Hierdoor kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan. Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn verspreid over het plangebied zes gutsboringen uitgevoerd. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de ondergrond van het plangebied uit dekzand bestaat waarvan de top rond 3,3 meter -NAP ligt (= tussen de 2,80 en 3,80 meter beneden maaiveld). Dit zand is overal in het plangebied afgedekt geweest met veen. Nergens in het plangebied zijn in de top van het dekzand sporen van podzolvorming aangetroffen die zouden kunnen wijzen op voor bewoning geschikte omstandigheden. De zorgvuldige inspectie van de top van het dekzand heeft bovendien nergens archeologische indicatoren opgeleverd. Zelfs houtskooldeeltjes, die gewoonlijk in een ruime spreiding rond steentijdvindplaatsen voorkomen, ontbreken volledig. Ook voor gebruik in latere periodes zijn in de klei- en veenlagen geen indicatoren, zoals terplagen of vondstmateriaal, aangetroffen