Eindrapportage archeologisch vooronderzoek (13855.002) Dorpsstraat 136 - 140 te Enter

Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge tot verwachting voor het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden. Het plangebied ligt op de overgang/flank van een stuwwal (stuwwal van Enter) naar een gordeldekzandwelving. Deze landschappelijke ligging was gunstig als (tijdelijke) nederzettingslocatie voor zowel Jagers-Verzamelaars ((Laat-)Paleolithicum t/m Midden-Neolithicum) als voor Landbouwers (vanaf het Laat-Neolithicum). Binnen het onderzoeksgebied zijn archeologische resten aangetroffen daterend vanaf het Neolithicum. Tevens liggen er in het onderzoeksgebied twee AMK-terreinen van Romeinse datering. Gravend onderzoek heeft verder restanten van bewoningsactiviteiten opgeleverd daterend vanaf de Bronstijd tot in de Late-Middeleeuwen. Het zuidoostelijke deel van het plangebied ligt tevens binnen de historische lintbebouwing van Enter en heeft dat ook een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten en sporen uit de uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Aan het begin van de 19e eeuw was er al bebouwing aanwezig in het uiterst zuidoostelijke deel van het plangebied, langs de straatzijde. Deze vermoedelijke woonboerderij is in 1927 vervangen voor de bestaande woning (nrs. 136 en 140). Met name gedurende de tweede helft van de 20e eeuw hebben binnen de zuidoostelijke helft van het plangebied diverse bouwwerkzaamheden plaatsgevonden van bijgebouwen/schuren. Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat er binnen het gehele plangebied bodemverstorende ingrepen/vergravingen zijn uitgevoerd. De bodemopbouw bestaat uit niet meer dan een sterk gevlekte humeuze bouwvoor/bovengrond en een overgangslaag, met hierin een vermenging van humeus zand met “geel” zand van de C-horizont. Verstoringen reiken tot een gemiddelde diepte van circa 75 cm. Bij geen van de boringen is een intact restant van de oorspronkelijke bodemopbouw aangetroffen. De verwachte oorspronkelijke podzolbodem, met waarschijnlijk een voorheen afdekkend plaggendek, is volledig vergraven. Moderne verstoringen reiken tot in de oorspronkelijke top van de C-horizont, welke verder (gordel)dekzandafzettingen betreffen. Verder komen er geen oude ophogingspakketten voor binnen het plangebied, ook niet in het zuidoostelijke deel van het plangebied dat tot de historische lintbebouwingszone van Enter wordt gerekend. Voor de bouw van de bestaande woning aan de straatzijde (nrs. 136 en 140) is de verwachting dat ondergrondse delen van de voormalige woonboerderij die op nagenoeg dezelfde locatie heeft gestaan, volledig zijn verwijderd (denk aan het uitgraven van een bouwkuip voor de bouw van de bestaande woning). Conclusie Geconcludeerd wordt dat archeologisch potentiële vondstniveau al volledig is verstoord/vergraven. Voor het archeologisch potentiële sporenniveau geldt dat minimaal een gedeelte hiervan al verstoord/vergraven is, aangezien restanten van de verwachte oorspronkelijke podzolbodem niet zijn waargenomen en verstoringen reiken tot in de oorspronkelijke top van de C-horizont. Hierdoor zullen zeker eventueel voorheen aanwezige ondiepe grondsporen al zijn verstoord. Voor hooguit dieper doorlopende sporen blijkt het in principe nog mogelijk om hiervan restanten aan te kunnen treffen. De informatiewaarde van een eventueel aanwezige archeologische vindplaats zal daarmee zeer beperkt zijn. Archeologisch relevant vondstmateriaal is tevens in zijn geheel niet aangetroffen tijdens dit onderzoek en ontbreekt het aan mogelijke vegetatie- dan wel oudere cultuurlagen. Voor het gehele plangebied dient de middelhoge tot hoge verwachting bijgesteld dient te worden naar een lage verwachting voor alle archeologische perioden. Advies Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Binnen het gehele plangebied is de natuurlijke bodemopbouw verstoord tot in de oorspronkelijke top van de C-horizont. Voor het gehele plangebied dient de verwachting op de aanwezigheid van archeologische waarden bijgesteld te worden naar een lage verwachting. Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)