Plangebied Lindevallei nabij De Hoeve, gemeente Weststellingwerf: Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

In opdracht van Eelerwoude B.V. heeft RAAP in april 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Lindevallei nabij De Hoeve in de gemeente Weststellingwerf. In het plangebied kunnen twee typen vindplaatsen worden verwacht: 1) tijdelijke jachtkampementjes uit de steentijd en 2) beekdalfenomenen uit alle perioden. Eventuele vindplaatsen van tijdelijke jachtkampementjes uit de steentijd kunnen zich in de top van het pleistocene zand bevinden, direct onder het veenpakket, en dan met name ter plaatse van dekzandopduikingen. Beekdalfenomenen kunnen ook in het veen worden aangetroffen. Het verkennend booronderzoek is gericht op de vier locaties waar bodemingrepen dieper dan 30 cm –mv zullen plaatsvinden. In totaal zijn er negen boringen gezet met een maximale diepte van 300 cm –mv. In alle boringen is een verstoorde bovenlaag aangetroffen (ophoging/dijk, verstoring of bouwvoor; overwegend zeker tot 65 cm –mv verstoord) tot minimaal 25 cm –mv en maximaal 300 cm –mv. Onder de verstoring/ophoging ligt in deelgebieden 1 en 2 een pakket detritus op beekafzettingen met daaronder verspoeld pleistoceen (dek)zand, waarvan de top op -2,12 m NAP (220 cm –mv) is aangetroffen. In deelgebieden 3 en 4 is geen onverstoord veenpakket aanwezig. Hier bevindt de top van het pleistocene dekzand zich zeker 1,5 m hoger (in absolute zin) dan het verspoelde (dek)zand in deelgebieden 1 en 2. Gezien de scherpe overgang tussen de verstoring en de C-horizont, en de zandbrokken in het verstoorde pakket, is het aannemelijk dat het dekzand hier is afgetopt. In deelgebied 3 is een dijklichaam tot minimaal 100 cm –mv (-0,62 m NAP) aanwezig en in één boring een verstoring tot 300 cm –mv waargenomen; in deelgebied 4 is de bovengrond verstoord tot minimaal 92 cm –mv (-1,32 m NAP). Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht