Transect-rapport 2429: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, IVO Verkennende en Karterende Fase. Hilversum, Struisvogellaan (ong.), Gemeente Hilversum (NH).

In oktober-november 2019 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Struisvogellaan in Hilversum (ter hoogte van huisnummer 11, gemeente Hilversum). Het vooronderzoek heeft plaatsgevonden in de vorm van een gecombineerd bureau- en verkennend booronderzoek. De aanleiding voor het onderzoek vormt de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een nieuwe dubbelwoning in het gebied (zie bijlagen 1 tot en met 4). Er zijn voor deze herontwikkeling diverse bodemingrepen voorzien. Daarom is het aanvragen van een vergunning noodzakelijk. Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: • Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Vroeg- Paleolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen. Deze resten zouden zich in intacte sandrafzettingen in de bodem moeten bevinden. Er zijn echter in de directe omgeving geen archeologische vindplaatsen bekend, ondanks dat in de directe omgeving enkele onderzoeken hebben plaatsgevonden. • Op basis van historisch kaartmateriaal is vastgesteld dat het plangebied altijd onbebouwd is geweest. Het oudst geraadpleegde kaartmateriaal van het plangebied uit de eerste helft van de 18e eeuw en 19e eeuw laat ter plaatse van het plangebied een niet ontgonnen heidegebied zien. Ook op jonger kaartmateriaal staat geen bebouwing aangegeven, waardoor voor de Nieuwe tijd (1500- heden) en ook voor de Late Middeleeuwen (1000 – 1500 na Chr.) een lage verwachting op het aantreffen van archeologische (nederzettings)resten bestaat. • Bij het booronderzoek is aangetoond dat in de ondergrond van het plangebied een stuwwal aanwezig is. In de top van de stuwwalafzettingen heeft zich gedurende het Holoceen oorspronkelijk een haarpodzolgrond kunnen ontwikkelen. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de oorspronkelijke bodemopbouw deels intact is gebleven. • Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Ook ontbreken aanwijzingen voor resten van verdedigingswerken uit de Tweede Wereldoorlog, zowel in de vorm van reliëf als in de vorm van specifiek bouwmateriaal (betonresten, ijzerdraad). Concluderend geldt op basis van het archeologisch vooronderzoek in het plangebied een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen voor de perioden van het Vroege Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Deze verwachting is met name gebaseerd op het ontbreken van archeologisch vondstmateriaal tijdens het veldonderzoek. Voor de Nieuwe tijd bestond op basis van het bureauonderzoek reeds een lage archeologische verwachting