Transect-rapport 2112: Een Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase. Nieuwegein, Blokhoeve. Gemeente Nieuwegein (UT).

In maart 2019 is een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase uitgevoerd in een plangebied aan de Blokhoeve in Nieuwegein (gemeente Nieuwegein). De aanleiding van het onderzoek is het voornemen om in het plangebied een nieuwbouwwijk te realiseren. Het totaal te bebouwen oppervlak zal ca. 2,4 ha beslaan. In het huidige bestemmingsplan (‘Blokhoeve Zuidwest’) is opgenomen hoe met archeologische waarden omgegaan dient te worden. In het gehele plangebied geldt een dubbelbestemming ‘waarde – Archeologie 2’, waar een onderzoeksgrens is opgenomen voor bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld. De voorgenomen plannen zullen deze grens ruim overschrijden. In het plangebied is eerder een bureauonderzoek uitgevoerd (Den Otter, 2007). Het advies tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek is overgenomen door het bevoegd gezag, de gemeente Nieuwegein. Onderhavig onderzoek en rapport geeft invulling aan dit advies, in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase. Het archeologisch vooronderzoek bestaat uit een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door het verzamelen van informatie over de feitelijke bodemopbouw, bodemreliëf en bodemintactheid in het plangebied. Hiermee ontstaat inzicht in de landschapsvormende processen en landschappelijke eenheden uit het verleden. Op basis hiervan kan een oordeel worden gegeven over waar, wanneer en in hoeverre het gebied in het verleden geschikt was voor de mens. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek (IVO-O). Conclusie Op basis van de gegevens van het verkennende booronderzoek is vastgesteld dat binnen het plangebied afzettingen van de Blokse stroomgordel aanwezig zijn, bestaande uit geul- en oeverafzettingen. De top van de nagenoeg intacte oeverafzettingen wordt aangemerkt als archeologisch relevant niveau. In de directe omgeving van het plangebied zijn archeologische resten uit de Romeinse Tijd en IJzertijd aangetroffen op de oeverafzettingen. Voor de westelijke zone van het plangebied geldt een hoge verwachting op het aantreffen van nederzettingsresten en/of sporen van landgebruik uit de periode Bronstijd – Nieuwe Tijd. Het archeologisch relevante niveau bevindt zich op een diepte tussen 0,2 en 0,9 m +NAP. In de oostelijke zone van het plangebied zijn geulafzettingen aangetroffen. Hier geldt een lage verwachting voor bewoningsresten. Wel moet worden opgemerkt dat de randzone van de geul archeologisch gezien wel relevant kan zijn als ‘find trap’ dan wel als locatie voor watergerelateerde activiteiten en structuren (zoals visfuiken, beschoeiing et cetera). Voor dergelijke vondst(complex)en heeft dit gedeelte een hoge verwachting