Bureauonderzoek en Karterend Booronderzoek Archeologie Plangebied Oswaldusstraat naast nr. 37 te Zeddam, Gemeente Montferland

Hamaland Advies heeft in opdracht van dhr. H. Wissing, ten behoeve van nieuwbouw van een woning, een bureauonderzoek en een archeologisch karterend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Oswaldusstraat naast nr. 37 te Zeddam. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 390 m². De fundering zal op circa 1,20 m-peil aangelegd worden. Volgens de archeologische beleidskaart heeft het oostelijk deel van het plangebied een hoge verwachting met een mogelijk goede conservering. Het westelijk deel is een archeologisch en bouwhistorisch gezien kansrijke locatie (dorpskern, buitenplaats, kasteelterrein), voornamelijk voor de periode vanaf de Late Middeleeuwen. Mogelijk is er sprake van een meer dan 50 centimeter dikke conserverende laag. Het gehele plangebied valt binnen categorie AWG4. Bodemingrepen dieper dan 30 cm-mv en groter dan 30 m² dienen vooraf archeologisch onderzocht te worden. Het plangebied dient vanwege de overschrijding van de vrijstellingsgrenzen te worden onderzocht. Het uitgevoerde onderzoek bestaat uit een KNA (versie 4.1) conform bureauonderzoek conform protocol BRL SIKB 4002 dat aangevuld is met een inventariserend veldonderzoek (karterende fase) conform protocol BRL SIKB 4003. Voorafgaand aan de veldonderzoek is een Plan van Aanpak opgesteld. Conclusie bureauonderzoek In het plangebied komt matig fijn tot grof zand van de Formatie van Boxtel voor. Hierin is een holdpodzolgrond ontwikkeld. Het gebied is in de Late Middeleeuwen herhaaldelijk opgehoogd door middel van plaggenbemesting. Het plangebied bevindt zich op de overgang van hoger gelegen gronden in het westen naar lager gelegen gronden in het oosten, hetgeen vanaf het LaatPaleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Het gebied was in principe ook geschikt voor bewoning en het bedrijven van akkerbouw, en behoudt daarmee de hoge verwachting voor alle perioden volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart. Hierdoor kunnen in het hele plangebied archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. Vooral voor de periode vanaf de Late Middeleeuwen geldt een hoge verwachting, omdat het plangebied rondom de oudste kern van Zeddam ligt. Conclusie veldonderzoek In alle boringen is sprake van een intact bodemprofiel, waarbij onder een subrecente bouwvoor vanaf een diepte variërend van 30 cm-mv in boring 3 en 50 cm-mv in boring 1 sprake is van een intact plaggendek. Dit plaggendek is gemiddeld circa 50 cm dik. Op een diepte varierend van 85 cm-mv in boring 2 tot 90 cm-mv in boring 1 en boring 5 is fijn dekzand met kiezels aanwezig (Chorizont, Formatie van Boxtel). In boring 3 bestaat de basis van het bodemprofiel vanaf 95 cm-mv uit een dek van matig grof (300 µm) grindrijk afspoelingswaaierzand. Selectieadvies Alleen door het plangebied substantieel op te hogen, kan voorkomen worden dat er ten behoeve van de bouw gegraven gaat worden in archeologisch relevante lagen. Indien dit niet mogelijk is, en er graafwerkzaamheden plaatsvinden die dieper gaan dan 30 cm onder het huidige maaiveldniveau, dan is vervolgonderzoek noodzakelijk door middel van een proefsleuvenonderzoek. Gezien de beperkte omvang van de bouwput, adviseren wij om in eerste instantie de helft van de bouwput door een archeologisch veldteam te laten uitgraven. Indien behoudenswaardige sporen aanwezig zijn, kan de archeologische ontgraving verder uitgebreid worden naar de gehele bouwput. Voorafgaand aan gravend onderzoek dient een Programma van Eisen opgesteld te worden, dat getoetst wordt door het bevoegd gezag. Selectiebesluit Het conceptrapport en het selectieadvies zijn op 14 december 2020 beoordeeld door mw. A. Zonneveld van gemeente Montferland. Behoudens een enkele opmerking die verwerkt is in Voorbehoud Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: ‘Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister’. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de Gemeente Montferland, mw. A. Zonneveld, hiervan per direct in kennis te stellen