Transect-rapport 2871: Een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sprundel, Ettenseweg 29, Gemeente Rucphen (NB).

In maart 2020 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Ettenseweg 29 in Sprundel (gemeente Rucphen). De aanleiding voor dit onderzoek vormt een voorgenomen herontwikkeling, waarbij in het plangebied (circa 3000 m²) een nieuwe woning en bijgebouw gerealiseerd zal worden met een oppervlakte van circa 250 m². Hiervoor is voor het plangebied een bestemmingsplanwijziging nodig. Bij de voorgenomen werkzaamheden zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord. Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O), verkennende fase, om antwoord te kunnen geven op de volgende vragen: • Hoe heeft het plangebied oorspronkelijk in het natuurlijk landschap gelegen? • Zijn er binnen de bodemopbouw archeologisch relevante niveaus te onderscheiden en hoe diep liggen deze? • In hoeverre zijn de archeologisch relevante niveaus nog intact (verstoring, erosie, afdekkend substraat)? • Wat is de archeologische verwachting van het plangebied en in hoeverre is deze te differentiëren in laag, middelhoog en hoog? In het bureauonderzoek is voor het plangebied een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum – Nieuwe tijd vastgesteld. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging van het plangebied op een terrasafzettingswelving waarop mogelijk dekzand aanwezig. Hierop bestonden gunstige omstandigheden voor bewoning in de periode Laat-Paleolithicum-Neolithicum. Vanaf de Bronstijd vormden dergelijke welvingen eveneens een gunstige locatie voor bewoning en landbouw. Vanaf de Late Middeleeuwen maakte het plangebied deel uit van een historisch gehucht, waardoor het plangebied eveneens een hoge verwachting heeft voor de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Aan de hand van het veldonderzoek is de verwachting voor de periode Bronstijd tot en met de Nieuwe tijd te handhaven. In de ondergrond is sprake van een oud bouwlanddek op een terrasafzettingswelving. De terrasafzettingen zijn aangetroffen vanaf een diepte van 40-70 cm -Mv (9,8-10,3 m +NAP). De ligging op een welving is vastgesteld aan de hand van de sterke mate van ijzeroxidatie in de terrasafzettingen, wat een aanwijzing is voor een langdurige ligging boven het grondwaterpeil van het plangebied. Daarmee is sprake van een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de Bronstijd tot en met de Nieuwe tijd, waarbij het zwaartepunt van de verwachting waarschijnlijk in de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd ligt. Gezien het ontbreken van volledig intacte bodemhorizonten, is echter wel een lage verwachting op het aantreffen van resten uit het Laat-Paleolithicum B tot en met het Neolithicum vast te stellen