Bureauonderzoek en Karterend Booronderzoek Archeologie Plangebied Eikenhof tussen huisnr. 9 en 11 te Rosmalen, gemeente ‘s-Hertogenbosch

Hamaland Advies heeft in opdracht van BRO Lycens uit Oldenzaal een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied Eikenhof tussen huisnr. 9 en 11 te Rosmalen, gemeente ’sHertogenbosch. Het plangebied heeft een oppervlak van ca. 542 m². De nieuwe ontwikkeling en daarmee samenhangende nieuwe bodemverstoring zijn in dit verkoopstadium nog niet bekend. Het plangebied ligt conform de Archeologische verwachtingskaart , in een gebied met een hoge archeologische waarde en heeft code 5A op de archeologische beleidskaart. Hier is conform het gemeentelijk beleid, een waarderend onderzoek noodzakelijk zijn bij ingrepen waarvan het oppervlak groter is dan 100 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het huidige maaiveld. Daarbij kan worden vastgesteld of er inderdaad archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. Dit waarderend onderzoek bestaat uit maximaal twee stappen. De eerste stap is een gecombineerd bureauonderzoek en booronderzoek waarbij door middel van een verkennend booronderzoek wordt bepaald in hoeverre de ondergrond nog intact is en hoe diep eventuele resten liggen. Indien de bodem nog intact is zal een tweede stap noodzakelijk zijn: een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of er daadwerkelijk archeologisch waardevolle sporen in de bodem aanwezig zijn. De rapportage van het waarderend onderzoek dient te worden meegeleverd met de aanvraag voor de bouwvergunning. Indien er daadwerkelijk sporen in de bodem aanwezig zijn kunnen archeologische randvoorwaarden aan de bouwvergunning gekoppeld worden. Het archeologisch onderzoek dient conform de Wet op de archeologische monumenten zorg (Wamz) te worden uitgevoerd. Het door Hamaland Advies uitgevoerde onderzoek bestaat uit de eerste stap: een KNA conform bureauonderzoek gecombineerd met een verkennende booronderzoek, waarbij een archeologisch verwachtingsmodel is opgesteld, de intactheid van de bodemopbouw is getoetst en archeologische vindplaatsen vast zijn gesteld. Conclusie Op grond van de bestudeerde bronnen en gezien de waarnemingen in de omgeving, kan geconcludeerd worden dat het plangebied een hoge trefkans heeft op archeologische resten uit de periode van de Steentijd tot en met heden. Vondsten vanaf de IJzertijd tot heden zijn aangetoond ten noorden van het plangebied. Door de realisatie van bebouwing en inrichting het erf sinds eind 20e eeuw, is de bodem naar verwachting verstoord zijn geraakt tot op onbekende diepte. Door de aanwezigheid van een 65 tot 110cm dik eerddek kunnen dieper gelegen archeologische niveaus goed geconserveerd zijn. Dit zal met het booronderzoek moeten worden bevestigd. Opmerking daarbij is dat het opsporen van vindplaatsen door middel van grondboringen in het dekzandgebied grote beperkingen kent omdat hier vaak geen sprake is van vondstlagen of vondstniveaus maar van een grondsporenniveau. Dergelijke niveaus laten zich niet of nauwelijks door booronderzoek opsporen. Het booronderzoek is in deze gevallen vooral gericht op het in kaart brengen van de (intactheid van de) bodemopbouw. In gevallen waar sprake is van intacte plaggendekken kunnen in de top van het dekzand nog grondsporen aanwezig zijn. Volgens het bureauonderzoek bestaat de bodem uit een hoge zwarte enkeerdgrond op een dekzandrug. Dit wordt bevestigd door het booronderzoek. Boring 4 laat bovendien zien dat de oorspronkelijke bodemopbouw in het plangebied voor de ontginning in de Nieuwe Tijd bestond uit een veldpodzol, die kenmerkend is voor voormalige heidegebieden. De hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit alle perioden, wordt niet bevestigd door het karterend booronderzoek. Er zijn geen archeologische vondstlagen of spoorniveaus aangetroffen en archeologisch relevante indicatoren ontbreken