Transect-rapport 2624: Een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven, karterende en waarderende fase. Gilze, Uitloopgebied Groen, Gemeente Gilze en Rijen (NB).

In februari 2020 is een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in een plangebied (ca. 2,7 ha) aan de Ridderstraat in Gilze (gemeente Gilze en Rijen). In het plangebied zal een park worden gerealiseerd waarbij de aanplanting van bomen mogelijke archeologische waarden kunnen verstoren tot max. 1,25 m -Mv. Op basis van eerder uitgevoerd bureau- en booronderzoek gold een verwachting voor archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe tijd. Op basis hiervan is een archeologisch proefsleuvenonderzoek geadviseerd en uitgevoerd voordat de bodemingrepen kunnen plaatsvinden. Het doel van dit onderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting uit het vooronderzoek door het opsporen (karteren) en het waarderen van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het archeologische proefsleuvenonderzoek, moet voor zover mogelijk, inzicht geven in de aard, datering, omvang, gaafheid, conservering en waardering van een eventuele vindplaats of vondstcomplex. In het plangebied zijn 27 proefsleuven aangelegd (in totaal 2.700 m2; 10% van het onderzoeksgebied). Tijdens het onderzoek zijn (minimaal) twee archeologische vindplaatsen aangetroffen. Vindplaats 1 bestaat uit sporen van landgebruik uit de Nieuwe tijd, aangetroffen tussen 30 en 60 cm -Mv. Vindplaats 2 bestaat uit sporen uit de Late-Bronstijd - IJzertijd. De aard en begrenzing van vindplaats 2 konden op basis van het uitgevoerde onderzoek nog niet goed worden vastgesteld. De sporen uit de Late-Bronstijd – IJzertijd hebben nog geen duidelijk context; de sporen zijn zeer verspreid over het plangebied aanwezig. Het aangetroffen vondstmateriaal bestaat uit aardewerk uit de Late-Bronstijd – IJzertijd, Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het materiaal is vooral aangetroffen in de ploeglaag, de Bw/BC horizont en een aantal sporen. Vindplaats 1 (landgebruik uit de Nieuwe tijd) is op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek niet behoudenswaardig bevonden. Transect adviseert dat het plangebied tot een diepte van 30 cm -Mv archeologisch vrijgegeven kan worden. Voor vindplaats 2 (nog niet nader begrensde vondst- en sporenverspreiding uit de Late-Bronstijd-IJzertijd, waarvan ook de aard nog niet precies vastgesteld kon worden) geldt dat op basis van de voorliggende resultaten nog geen waardering op grond van inhoudelijke criteria gegeven kan worden. De fysieke kwaliteit van deze vindplaats lijkt goed te zijn. Daarom is deze vindplaats in principe behoudenswaardig. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn binnen vindplaats 2 drie clusters aangewezen, waarvan de precieze begrenzing en eventuele onderlinge samenhang nog niet duidelijk zijn. Het proefsleuvenonderzoek heeft wel aangetoond dat archeologische resten uit de Late-Bronstijd/IJzertijd-IJzertijd in de ondergrond aanwezig zijn, maar deze zijn nog niet goed begrensd. Het is ook nog niet duidelijk of het om een (of meer) behoudenswaardige vindplaats(en) gaat. Transect adviseert een aanvullend proefsleuvenonderzoek om de begrenzing en eventuele onderlinge samenhang van de laat-prehistorische resten beter te kunnen vaststellen. Door tijdens een aanvullend proefsleuvenonderzoek per cluster een extra proefsleuf aan te leggen, haaks op de proefsleuven uit dit onderzoek, zou de aard en eventuele behoudenswaardigheid van vindplaats 2 nader onderzocht kunnen worden