Plangebied Van Maerlantcollege. Onderwijsboulevard 1 's-Hertogenbosch, gemeente 's-Hertogenbosch; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

In opdracht van ICSadviseurs heeft RAAP in september 2020 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Van Maerlant in de hoek van de Simon Stevinweg en de Onderwijsboulevard in de gemeente 's-Hertogenbosch. In het plangebied is nieuwbouw gepland van een schoolgebouw met bijbehorende faciliteiten (groen, wadi’s parkeerplaatsen, fietsenstalling). Geologisch gezien ligt het plangebied op de overgang van het pleistocene dekzandgebied naar het holocene rivierengebied. Het plangebied ligt in de samenvloeiing van de beekdalen van de Aa, Dommel en Essche stroom, waarlangs de Maas diep het zandlandschap is binnengedrongen. Volgens de gemeentelijke landschappelijke eenhedenkaart zou het plangebied op de overgang liggen van een dekzandvlakte naar een dekzandrug. Op basis daarvan heeft het gebied een hoge verwachting gekregen voor nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen. Daarnaast kent het gebied een hoge verwachting voor vestingwerken uit 1629. Op basis van het bureauonderzoek is deze verwachting in twijfel getrokken. Het plangebied bleek te behoren tot het zogenaamde “Bossche Veld”, een relatief nat gebied met veel sloten, weteringen en eendenkooien ten westen van de historische stad, wat minder interessant was voor nederzettingen. De natte omstandigheden blijken verder uit de ligging langs de dijk die ’s -Hertogenbosch met Groot Deuteren verbond. Die dijk staat ook op de kaart van het beleg van 's-Hertogenbosch uit 1629. De vestingwerken liggen een stuk ten noorden daarvan en dus ook ten noorden van het plangebied. Tijdens het veldonderzoek is de natte context van het plangebied bevestigd. Er is sprake van een tenminste 2 meter dik pakket opgebrachte grond. Dit pakket dekt sedimenten af die wijzen op een nat (beekdal)landschap, dat ongeschikt was voor bewoning. Er is geen sprake van een dekzandrug, zodat de daarop gebaseerde verwachting voor nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen naar laag kan worden bijgesteld. Resten van de linie uit 1629 zijn niet volledig uit te sluiten, omdat in de zuidoosthoek van het plangebied een puinlaag onder de ophoging is aangetroffen, waarvan niet is uit te sluiten dat het verband houdt met baksteenbouw ter plaatse. Het kan echter evengoed om aangevoerd materiaal gaan, aangezien in de ophoging ook op andere dieptes puinlagen zijn aangetroffen. De geplande ingrepen blijven met 130 cm aanlegdiepte echter ruim binnen de dikte van het ophoogpakket. Op basis daarvan ziet RAAP geen restricties ten aanzien van de geplande nieuwbouw