Bureau- en booronderzoek grondwal Zonnepark Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn (DR)

Advies MUG Ingenieursbureau adviseert om geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren. Er zijn binnen het onderzoekstraject geen archeologische vindplaatsen aanwezig. Resultaten Uit het bureauonderzoek blijkt dat bij een intacte bodem binnen het onderzoekstraject rekening moet worden gehouden met mogelijke archeologische resten uit de steentijd en met name de middensteentijd. Bij de ontginning van het gebied, de perceelvergrotingen en het planten en rooien van het bos kunnen bodemverstoringen hebben plaatsgevonden. Volgens de informatie van de opdrachtgever zijn de percelen waarbinnen het onderzoekstraject ligt gediepploegd. Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat aan de kopse kanten van het noordelijke perceel in aaneensluitende boringen een B-horizont aanwezig is. In de overige boringen is de bodemopbouw niet meer intact en zijn vergraven brokken B-horizont aanwezig. Van oorsprong was er binnen het onderzoeksgebied sprake van een podzolbodem. Daar waar in aaneensluitende boringen een B-horizont is aangetroffen is het boorgrid verdicht met megaboringen. Hierbij is de intacte top van het dekzand bemonsterd en gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm. In de zeefresiduen zijn geen duidelijke artefacten aanwezig die wijzen op een archeologische vindplaats. Er zijn twee vuur-steensplinters aanwezig waarvan niet duidelijk is of deze op natuurlijke wijze zijn ontstaan of door menselijk handelen. In drie boringen zijn fragmenten houtskool aanwezig. Het gaat echter per boring om minder dan 0,1 g waardoor deze houtskool niet wijst op een haardplaats. De bevoegde overheid, provincie Drenthe, neemt een selectiebesluit op basis van het bovenstaand advies. Het onderzoek is met zorg uitgevoerd. Indien toch archeologische waarden aanwezig blijken te zijn binnen de vrijgegeven gebieden, geldt de wettelijke meldingsplicht hiervan (artikel 5.10 van de Erfgoedwet) om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: ‘Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij onze minister’. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via Archis). De melding dient ook bij provincie Drenthe gedaan te worden