Gasleidingaanleg Noordbroek-Tripscompagnie, gemeente Menterwolde; een archeologisch vooronderzoek; een bureau- en inventariserend veldonderzoek.

In het tracé is op 1 locatie een aanwijzing gevonden die kan duiden op de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Prehistorie. Het betreft de vondst van houtskool in boring 109 (megaboring). Op deze plaats is tijdens het vooronderzoek een intacte podzolbodem aangetroffen. Ook in de megaboringen 107 en 108 (de boringen die boring 109 flankeren; zie kaartbijlage 1) is een intacte podzolbodem aangetroffen; hier zijn evenwel geen archeologische indicatoren aangetroffen. Aanbevolen wordt om ter hoogte van de boringen 107, 108 en 109 een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek moet duidelijk maken of ter hoogte van genoemde boringen archeologische resten in de bodem aanwezig zijn en wat de kwaliteit (conserveringstoestand en gaafheid), omvang, aard, diepteligging en datering ervan is. De proefsleuf dient een lengte van circa 20 m te hebben. Eventueel aanwezige archeologische resten bevinden zich in de top van het dekzand, op circa 1,2 m -Mv. Ten aanzien van het kogelpotscherfje dat tijdens de oppervlaktekartering nabij de boringen 51 en 52 is aangetroffen, worden geen aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. Een concreet restant van middeleeuwse bewoning vormt de veendijk ten westen van Tusschenklappen. Aanbevolen wordt het gedeelte dat door de aanleg van de gasbuis zal worden verstoord op te meten en het profiel van een dwarsdoorsnede te tekenen en te fotograferen. Overwogen kan worden het gedeelte van de dijk dat door de aanleg van de gasbuis zal worden vernietigd, naderhand in oorspronkelijk vorm te herstellen. Ter hoogte van de boringen 31 t/m 50 loopt de gasbuis langs de voormalige loop van de rivier de Oude Ae. In rivierbeddingen worden regelmatig archeologische resten aangetroffen, zoals geofferde voorwerpen (bijlen, aardewerk e.d.), fuiken, beschoeiingen en steigerconstructies en soms vaartuigen. Dergelijke resten zijn niet of nauwelijks door middel van booronderzoek op te sporen. Aanbevolen wordt derhalve om bodemingrepen in het desbetreffende tracédeel archeologisch te laten begeleiden. Begeleiding is niet noodzakelijk tijdens het verwijderen van teelaarde, aangezien deze bodemingreep niet tot in het niveau reikt waarin archeologische resten kunnen voorkomen