Brielle Schrijversdijk 6

In opdracht van ArcheoWest BV heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Schrijversdijk 6 in Brielle (gemeente Brielle). In het plangebied zal een warmtekrachtkoppeling worden gerealiseerd. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.Op basis van het bureauonderzoek worden in het plangebied archeologische waarden vanaf het Neolithicum verwacht. Deze worden verwacht in afzettingen van het Laagpakket van Wormer. In het Neolithicum lag het plangebied vermoedelijk in of vlak bij een geul, waardoor het een zeer nat karakter had. De kans op bewoning wordt derhalve klein geacht. In de IJzertijd kan bewoning hebben plaatsgevonden op het Hollandveen Laagpakket, dat boven het Laagpakket van Wormer is gevormd. De geul die enkele eeuwen voor de jaartelling vanuit de Maasmonding zuidwaarts is gevormd heeft het veen echter vermoedelijk geërodeerd. Vanaf deze periode heeft het plangebied in een kwelderlandschap gelegen. Hierop kan bewoning hebben plaatsgevonden. De kans hierop is groot. Vondsten vanaf de Romeinse tijd worden derhalve direct aan of onder het maaiveld in het Laagpakket van Walcheren verwacht. De vondst van Vroeg Middeleeuws aardewerk in de top van veraard veen niet ver van het plangebied, lijkt er echter op te duiden dat na de Romeinse tijd veenvorming is opgetreden. Het complextype, conservering, diepteligging en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.Het Laagpakket van Wormer is niet bereikt tijdens het booronderzoek. De top van het Hollandveen Laagpakket is geërodeerd, waardoor geen archeologische waarden uit de IJzertijd of Romeinse tijd meer kunnen worden verwacht. Alleen op de kwelderafzettingen kan bewoning hebben plaatsgevonden in de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Het is aannemelijk dat het landschap zelf regelmatig onder water heeft gestaan en dat derhalve alleen bewoning op terpen mogelijk is geweest. Hiervoor, of voor andere bewoningselementen, zijn echter geen aanwijzingen gevonden tijdens het booronderzoek. Wel zijn in de top van de bovenste kwelderafzettingen bijmengingen als baksteen- en sintelfragmenten en een stukje geglazuurd aardewerk aangetroffen. De aard hiervan maakt het aannemelijk dat deze bijmengingen recent zijn. De vlekkerigheid van de grond waarin deze zijn aangetroffen toont aan dat het om een omgewerkt niveau gaat. Deze bijmengingen worden derhalve niet als archeologische indicatoren beschouwd.ADC ArcheoProjecten adviseert om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet