Plangebied Bloemistenlaan te Leiden, gemeente Leiden; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

LEBD RAAP heeft tussen 23-07-2019 en 28-08-2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Bloemistenlaan te Leiden. Op grond van het bureauonderzoek word verwacht dat het plangebied waarschijnlijk is opgehoogd met een pakket van circa 0,5 m tot 1 m dikte. Onder dit ophoogpakket wordt een oude bouwvoor verwacht van voor de aanleg van de Tuinstadwijk in de jaren ’50 . Daarnaast worden eventuele resten van historisch gedocumenteerde gebouwen in het plangebied verwacht. Naar verwachting bestaan natuurlijke afzettingen in de ondergrond van het plangebied uit oever- en/of komafzettingen van de Oude Rijn (of andere stromen) boven op geul - en/of beddingafzettingen van het Oude Rijn estuar ium en/of een getijdenmilieu. Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor bewoningsresten uit de periode van de bronstijd t/m de middeleeuwen en een hoge verwachting voor archeologische resten uit de nieuwe tijd. De resultaten van het verkennend archeologisch booronderzoek ondersteunen deze verwachting. Onder ophogingslagen is een oude bouwvoor aangetroffen en iets dieper zijn twee boringen gestuit op ondoordringbaar puin, dat op basis van de veldwaarnemingen waarschijnlijk de aanwezigheid van bebouwings-/funderingsresten reflecteert. Op basis van het historisch kaartmateriaal wordt ook elders in het plangebied ook historische bebouwing verwacht, die zich waarschijnlijk vanaf 1735 en 1832 ontwikkeld heeft in de vorm van de blekerij en latere wasserij van de familie Dieben. In de dieper doorgezette boringen zijn kreekoeverafzettingen aangetroffen, die op zijn minst incidenteel overstroomden, maar verder gedurende de bronstijd-vroege middeleeuwen relatief gunstige plekken voor bewoning zullen hebben gevormd. De spikkels puin die in deze lagen zijn aangetroffen stammen echter mogelijk uit de nieuwe tijd, aangezien enkele fragmenten duidelijk door bioturbatie dieper in de ondergrond terecht zijn gekomen. Verder zijn er geen vegetatiehorizonten, lak- of cultuurlagen en duidelijke archeologische indicatoren waargenomen. De goeddeels ‘intacte’ natuurlijke bodemopbouw onder de ophogingen ondersteunt echter de middelhoge archeologische verwachting voor deze (kreek)oeverafzettingen. Onder deze afzettingen zijn kom-, geul-, en getijde-/wadafzettingen waargenomen uit de periode voorafgaand aan de bronstijd. Voor deze afzettingen geldt een relatief lage archeologische verwachting