Transect-rapport 2916: Een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven, karterende en waarderende fase, met mogelijkheid tot doorstart naar opgraven. Uden, Voortweg 15.

In augustus 2020 is een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Voortweg 15 te Uden (gemeente Uden). Dit plangebied is ca. 2.500 m2 groot. De aanleiding van het onderzoek is het voornemen om een waterpartij en tuin aan te leggen. De waterpartij zal een oppervlakte hebben van circa 1.500 m2. De vijver zal een wisselend reliëf hebben met schuine taluds tot een diepte van 50 tot 250 cm -Mv. De vrijgekomen grond zal worden gebruikt voor de aanleg van wallen rondom de vijver. Op basis van het bureau- en booronderzoek heeft het plangebied een hoge verwachting op archeologische resten uit de periode Neolithicum – Nieuwe tijd. In afstemming met de gemeente Uden is besloten een proefsleuvenonderzoek uit te voeren met een mogelijkheid tot doorstart naar een definitieve opgraving om de archeologische verwachting te toetsen. Het doel van dit onderzoek is in eerste instantie het toetsen en aanvullen van de archeologische verwachting door het opsporen en het waarderen van eventueel aanwezige archeologische resten. Het onderzoek moet, voor zover mogelijk, inzicht geven in de aard, datering, omvang, gaafheid, conservering en begrenzing van de mogelijk aanwezige archeologische resten. In het plangebied is één proefsleuf van ca 65x5 m aangelegd (325 m², 13% van het plangebied). Er is tijdens het onderzoek één vindplaats aangetroffen. De vindplaats bestaat uit grondsporen in de vorm van paalkuilen, kuilen, spitsporen en een greppel en één vondst. Vanwege een gebrek aan vondstmateriaal kunnen de sporen niet of nauwelijks gedateerd worden. Op basis van uiterlijke kenmerken en historische kaarten zijn de sporen waarschijnlijk afkomstig uit de Midden en Late Nieuwe tijd. De sporen hangen waarschijnlijk samen met het gebruik van het plangebied als bouwland. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek en de waardering is de vindplaats als niet behoudenswaardig gekwalificeerd. Op het selectiecriterium fysieke kwaliteit scoort de vindplaats middelhoog tot laag. Het plangebied heeft veel grootschalige recente verstoringen en de oorspronkelijke bodem is niet meer aanwezig. De aangetroffen sporen van paalkuilen, kuilen, spitsporen en een greppel zijn goed geconserveerd en hebben vaak duidelijke spoorcontouren. De aangetroffen vondst is slecht geconserveerd waardoor deze niet te determineren is. Inhoudelijk scoren de aangetroffen resten laag. De aangetroffen sporen, die waarschijnlijk uit de Midden en Late Nieuwe tijd dateren zijn zeker niet zeldzaam en daarom inhoudelijk minder relevant voor de nationale of regionale kennisagenda. De aangetroffen greppel is te relateren aan het Kadastrale minuutplan uit 1811-1832. Op basis van het beperkte aantal sporen en vondsten scoort de vindplaats ook laag op de criteria ‘informatiewaarde’, ‘ensemblewaarde’ en ‘representativiteit'