RAAP-RAPPORT 4848

In opdracht van Atlant Bouwdiensten heeft RAAP in november 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Bentinckskamp 4-6 te Wapenveld in de gemeente Heerde. De voorgenomen ingrepen betreffen de sloop van een bestaande woning waarna nieuwbouw plaatsvindt in de vorm van een woning, waarna later ten oosten daarvan een schuur gebouwd zal worden. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied in een brede zone met sneeuwsmeltwaterafzettingen aan de voet van de stuwwal ligt. Het ligt op een gradiënt: de overgang van het stuwwallandschap naar de IJsselvallei. Het plangebied ligt echter relatief laag ten opzichte van zijn omgeving. Er geldt om die reden een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de steentijd. De kans is groter dat dergelijke resten zich op hogere koppen en ruggen in de directe omgeving van het plangebied bevinden. Verder zijn de natuurlijke afzettingen ter hoogte van het plangebied relatief voedselarm en om die reden minder geschikt voor primitieve vormen van akkerbouw. Op hiervan wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten (nederzettingen, kampementen) van landbouwende samenlevingen vanaf het neolithicum als middelhoog ingeschat. Uit reeds uitgevoerde onderzoeken in de directe omgeving van het plangebied blijkt dat ter plaatse sprake is van een plaggendek op een vrijwel complete (veld)podzol. Dit duidt op een relatief late ontginning van gronden van een mindere (landbouwkundige) kwaliteit. Op basis van het historisch kaartmateriaal blijkt dat er in de (late middeleeuwen en) nieuwe tijd geen bewoning in het plangebied heeft plaatsgevonden. Wel zal er verspreid op de Smitskamp sprake zijn van greppels, spitsporen, resten van afrasteringen etc. die verband houden met het agrarische gebruik van het terrein vanaf de late middeleeuwen. In plangebied Bentinckskamp 4-6 is sprake van een intacte bodem. Ter plaatse bevindt zich een 65 tot 105 cm dik plaggendek op een vrijwel complete veldpodzol. De bouwput van de geplande woning zal tot in het ongestoorde natuurlijke bodemprofiel reiken. Dit is niet het geval bij de geplande, ondiep te funderen schuur ten noordoosten daarvan. Hierdoor blijft de omvang van de bodemverstoring beperkt tot circa 126 m2. Op basis van de verzamelde landschappelijke en archeologische gegevens wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied relatief gering geacht. Op basis van de landschappelijke kenmerken is er sprake van een middelhoge verwachting. Er is weliswaar sprake van een (vrijwel) intact natuurlijk bodemprofiel, maar het terrein ligt in verhouding tot zijn omgeving laag in het landschap. Bovendien zijn er in het plangebied en in de directe omgeving daarvan geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van relevante archeologische resten. Het gebied is voor de late middeleeuwen nooit onder de ploeg geweest en archeologisch vondstmateriaal ontbreekt. Wel zal op het terrein sprake zijn van sporen (greppels, paalsporen van afrasteringen etc.) die verband houden met agrarische activiteiten vanaf de ontginning in de late middeleeuwen of vroege nieuwe tijd