Hulst Van der Maelstedeweg 56-60 Hulst Van der Maelstedeweg 56-60. Gemeente Hulst. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen

In opdracht van De Koster Ruimtelijke Ordening is door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in april-mei 2019 een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor een plangebied aan de Van der Maelstedeweg 56 t/m 60 (even nrs.) in Hulst (gemeente Hulst). Woonstichting Hulst heeft het voornemen binnen dit plangebied, met een oppervlakte van 2.140 m2, nieuwe appartementen te realiseren ten behoeve van Tragelzorg. Hiertoe wordt de bestaande bebouwing gesloopt. De voorziene herinrichting past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om de herinrichting mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Het archeologische onderzoek is uitgevoerd in het kader van het nieuw op te stellen bestemmingsplan. In het archeologisch bureauonderzoek is op basis de geogenese, de landschappelijk situatie, historische en archeologische gegevens een specifiek archeologische verwachtingsmodel opgesteld. Daarin gold voor het plangebied de volgende archeologische verwachting. een (middel)hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Laat-Paleolithicum-Neolithicum in en op de top van het dekzand (Laagpakket van Wierden); een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Bronstijd-Late Middeleeuwen in en op de top van het dekzand (Laagpakket van Wierden) een middelhoge archeologische verwachting voor de Nieuwe Tijd op de jonge getijdenafzettingen van het Laagpakket van Walcheren en evt. antropogene ophogingen. Archeologische vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen kunnen worden verwacht in en op de top van het pleistocene dekzand; vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd kunnen aanwezig zijn op afzettingen die vanuit de inbraakgeul zijn afgezet, behorend tot het Laagpakket van Walcheren, en op eventuele daarop gelegen antropogene ophogingen. Bepalend voor de verwachting tot aan de Late Middeleeuwen is de mate van intactheid van (de top van) het dekzand. Hierbij is van belang dat zowel de inbraakgeul als bouw- en sloopactiviteiten in de 20ste eeuw, kunnen hebben geleid tot aantasting van het bodemprofiel. Het verkennend booronderzoek bevestigt dat het plangebied ter hoogte van de zuidelijke rand van de inbraakgeul ligt. Verder blijkt dat het onderliggende dekzand hierbij is geërodeerd. Eventueel aanwezige archeologische resten, die in de top van het dekzand werden verwacht, zullen dan ook zijn aangetast. De archeologische verwachting die gold voor de top van het dekzand, voor het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen, vervalt dan ook. Gelet op de waargenomen verstoringen van de op het dekzand gelegen jonge getijdenafzettingen (Laagpakket van Walcheren), komt de verwachting voor de Nieuwe Tijd eveneens te vervallen