Argumentatie en acceptatie in perspectief. Een analytisch en experimenteel onderzoek naar het effect van onpersoonlijke en persoonlijke perspectief op de acceptatie van argumentatie in burgerbrieven

In dit onderzoek is nagegaan of de Belastingdienst er goed aan doet om in burgerbrieven het ik-perspectief voort te zetten, met betrekking tot de acceptatie van argumentatie. Dit heeft geleid tot de theoretische onderzoeksvraag of argumentatie in een onpersoonlijk perspectief eerder geaccepteerd wordt dan in een persoonlijk perspectief. Deze onderzoeksvraag is benaderd vanuit de cognitieve linguïstiek. Op basis van de mental-space theorie (Fauconnier 1985) en de toepassing van deze theorie op verhalende teksten (Sanders 1994) werd voorspeld dat de onpersoonlijke versie onpersoonlijker en objectiever gewaardeerd zou worden dan de persoonlijke versie. Dit heeft, gekoppeld aan de veronderstelling dat objectieve argumentatie eerder geaccepteerd wordt dan subjectieve geleid tot de hypothese dat onpersoonlijke argumentatie eerder geaccepteerd wordt dan persoonlijke argumentatie. Met behulp van een experimenteel onderzoek met split-ballot design is dit vervolgens onderzocht. Het blijkt dat perspectief niet van invloed is op de mate waarin de argumentatie als objectief beoordeeld wordt. Ook heeft perspectief geen invloed op de acceptatie van argumentatie. Het maakt wat betreft acceptatie met andere woorden niet uit vanuit wel perspectief de Belastingdienst schrijft. Acceptatie wordt daarentegen wel beïnvloed door briefspecifieke factoren en de aard van het contact met de Belastingdienst