Transect-rapport 2653: Een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserende Veldonderzoek, verkennende fase. Silvolde, Buizenfabriek Prins Bernhardstraat, Gemeente Oude Ijsselstreek (GE).

In maart 2020 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied op het terrein van de voormalige buizenfabriek aan de Prins Bernhardstraat in Silvolde (gemeente Oude IJsselstreek). De aanleiding van het onderzoek wordt gevormd door het voornemen om binnen het plangebied een bestemmingsplanwijziging door te voeren, zodat in de toekomst de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt kan worden en woningbouw plaats kan vinden Het archeologisch vooronderzoek bestaat hier uit een gecombineerd onderzoek, te weten een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase. Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting. Op basis van het archeologisch bureauonderzoek is vastgesteld dat in het plangebied sprake is van een hoge archeologische verwachting op resten uit de periode Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. De verwachting is gebaseerd op de ligging van het plangebied op een rivierduin ten noordoosten van de Oude IJssel. In de directe omgeving van het plangebied zijn reeds archeologische resten aangetroffen uit de periodes Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd, met de nadruk op vondsten uit de periode Neolithicum – Romeinse tijd. Dit zijn resten samenhangend met nederzettingsterrein in de top van het rivierduin. Naar verwachting is de top van het rivierduin reeds aangetast door werkzaamheden benodigd voor de bouw van de bestaande bedrijfspanden tot een diepte van circa 16,1-16,5 m NAP, waarbij meer dan een meter kan zijn ontgraven wanneer hoogtelijnen van historische kaarten en het Actueel Hoogtebestand Nederland worden vergeleken. Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat het plangebied inderdaad op een rivierduin ligt. Aan de zuidwestzijde van het plangebied (boringen 1-3 en 10; bijlage 8) is de top van het duin nog intact, getuige de aanwezigheid van intacte B-horizonten vanaf een diepte van 25-85 cm -Mv (15,96-17,41 m NAP). Hier is sprake van een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten. In het overige deel van het plangebied ontbreekt het aan een intacte bodemopbouw in de top van het duin. Door egalisatie en de aanleg van funderingen is hier nog sprake van een dunne bouwvoor of een dik verstoringspakket direct op natuurlijke afzettingen zonder bodemvorming. Deze verstoringen reiken tot een diepte van 35-110 cm -Mv (16,13-17,45 m NAP). De C-horizont in het intacte deel van het plangebied is aan te treffen vanaf een diepte van 100-110 cm -Mv, in het geëgaliseerde deel van het plangebied reeds vanaf een diepte van 35-60 cm -Mv. Daarmee heeft egalisatie gezorgd voor een aantasting van de oorspronkelijke bodemopbouw van 40-75 cm, waarmee het tevens onwaarschijnlijk is dat nog grondsporen kunnen worden aangetroffen