Rotterdam Compagniekwartier. Archeologisch onderzoek tussen de Havenstraat en de Achterhaven te Delfshaven, Rotterdam.

Het onderzoek betreft de begeleiding van de ondergrondse sloop van funderingen en de sanering van enkele vervuilde locaties. Voorafgaand aan de sanering zullen enkele proefsleuven worden gegraven. Uit bureauonderzoek en proefsleuvenonderzoek (BOOR-vindplaatscode 12-57) worden op het terrein scheepshellingen en daaraan gerelateerde gebouwen uit de 17e tot 19e eeuw verwacht (VOC-werf). Tussen 27 februari en 13 mei 2009 heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) in opdracht van het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (IGR) archeologisch onderzoek verricht op de planlocatie Compagniekwartier te Rotterdam. De archeologische werkzaamheden bestonden uit het begeleiden van de sanering en de ontgraving van een deel van de planlocatie ten behoeve van de bouw van een parkeerkelder (Afb. 8). Ter plaatse zal een appartementencomplex gebouwd worden. Onder een deel van het complex wordt een parkeerkelder gegraven (tot een diepte van ongeveer 0,55 m + NAP). De planlocatie wordt in het westen begrensd door de Achterhaven, in het noorden door de Korte Dijkstraat, in het oosten door de Havenstraat, en in het zuiden door de Lange Dijkstraat (Afb. 1). In totaal bedroeg de oppervlakte van de 2planlocatie circa 2100 m. In de eerste fase van het onderzoek is de sanering van de diffuse verontreiniging met zware metalen van vrijwel de gehele planlocatie archeologisch begeleid. Hierbij zijn ten oosten van de voormalige Compagniestraat de muurfunderingen en vloeren van enkele panden gedocumenteerd. Bij het ontgraven van twee met olie vervuilde locaties ten oosten van de Compagniestraat zijn onder het niveau van de muren en vloeren in totaal negen tonputten en beerputten te voorschijn gekomen. Deze zijn tijdens de sanering opgegraven. Ten westen van de voormalige Compagniestraat zijn vier tonputten en een beerput opgegraven. In dit gedeelte van het terrein bleek het noodzakelijk de sanering van de diffuse verontreiniging tot een dieper niveau uit te voeren dan vooraf was voorzien. Uiteindelijk is hier tot de onderkant van de geplande parkeerkelder ontgraven. Omdat na de sanering op de gehele planlocatie de maximale ontgravingsdiepte was bereikt is afgezien van een vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving. Om de bodemopbouw op de locatie in kaart te brengen zijn aansluitend op de sanering 13 boringen gezet