bureauonderzoek

Synthegra B.V. heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Dillenburgsingel 5 te Vlaardingen. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van de aanwezige bedrijfslocatie. De huidige bedrijfslocatie zal worden uitgebreid met een nieuw gebouw waar appartementen worden gerealiseerd voor minimaal 40 cliënten. Het nieuwe gebouw heeft een afmeting van circa 1.500 m2. De diepte van de ontgravingen voor de funderingen van het nieuwe gebouw is nog onbekend. Echter door de geplande werkzaamheden bij het ontgraven van nieuwe bedrijfsgebouwen van deze omvang kunnen archeologische waarden verstoord worden. Het plangebied ligt geomorfologisch gezien in een vlakte van getij-afzettingen in een veengebied die ten oosten van het plangebied wordt doorsneden door een kreeksysteem met vertakkingen. Op basis van de opgestelde verwachtingskaart voor het bestemmingsplan van de wijk Holy-Zuidwest blijkt dat voor het grootste gedeelte van het plangebied een middelhoge archeologische verwachting van kracht is. Alleen in het zuiden van het plangebied zijn mogelijk kreekafzettingen te verwachtten van een van de vertakkingen van de kreek ten oosten van het plangebied en geldt voor deze locatie een hoge archeologische verwachting. Op basis van het archeologisch bureauonderzoek die voorafgaand is uitgevoerd voor het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor de wijk Holy-Zuidwest wordt verwacht dat voor het veengebied waarin het plangebied in gelegen is er geen bewoning aanwezig is. Echter blijkt uit hetzelfde onderzoek dat in de wijk ten westen van het plangebied wel een vindplaats is aangetroffen in het veengebied daterend uit het Midden- en Late- IJzertijd en Romeinse Tijd. Uit de resultaten van archeologisch onderzoek in de directe omgeving van het plangebied wordt duidelijk dat mogelijk nog op een diepte van 5 m-mv rivierduinafzettingen aanwezig zouden zijn. In de top van deze afzettingen zou mogelijk archeologisch waarden aangetroffen kunnen worden daterend uit het Laat-Paleolithicum- Neolithicum. Echter op basis van het ontbreken van archeologisch waarden uit deze perioden en de kennis of een dergelijke rivierduin aanwezig is het plangebied wordt voor deze perioden een middelhoge verwachting gesteld. Voor de Bronstijd geldt een lage archeologische verwachting doordat het westelijk deel van Nederland een moerasachtige omgeving was dat ongunstig was voor bewoning vanwege de natte ligging. De periode IJzertijd tot en met Vroege-Middeleeuwen geldt een middelhoge verwachting voor. Het veengebied bestaande uit getij-afzettingen waarin het plangebied uit geomorfologisch en landschappelijk oogpunt gezien gelegen is, is weliswaar minder gunstig voor bewoning dan de hoger gelegen oeverafzettingen van het naastgelegen kreeksysteem. Echter doordat ten oosten toch een vindplaats bekend is uit de IJzertijd-Romeinse Tijd te midden van dit veengebied en het aantreffen van vroeg middeleeuws aardewerk direct ten westen van het plangebied geldt er voor deze periode een middelhoge archeologische verwachting. Voor de Late-Middeleeuwen en Nieuwe Tijd geldt een lage archeologische verwachting doordat er geen archeologisch vindplaatsen bekend zijn uit deze periode en daarnaast wordt duidelijk op basis van historisch kaartmateriaal dat er geen historisch bebouwing in het plangebied wordt verwacht