Bureauonderzoek

Synthegra B.V. heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in het buitengebied van de gemeente Cranendonck. De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een bestemmingswijziging voor het ondergraven van de bestaande oliepijpleiding waardoor deze elastisch, dieper zakt naar de gewenste (wettelijke) diepte. Alle percelen waarin de werkzaamheden zullen plaatsvinden hebben de dubbelbestemming archeologie. Onderhavig onderzoek sluit aan op de bureaustudie t.b.v. het verdiepen van de pijpleiding op drie andere locaties in de nabije omgeving. Het huidige onderzoek gaat om één locatie, genaamd locatie vier. Locatie vier ligt ten zuidwesten van de plaats Soerendonk en ten zuiden van de plaats Maarheeze. De huidige pijpleiding heeft een lengte van 140 meter. Echter voor het dieper leggen van de leiding, zal gewerkt worden met werkstraten. De breedte van de werkstraten varieert van tussen de 12-15 meter breed aan weerszijde van de sleuf voor de leiding. Deze werkstraten kunnen eveneens de archeologie aantasten, als deze niet al verstoord is. Het plangebied ligt in het bestemmingsplangebied buitengebied Cranendonck. Op basis van de gemeentelijke verwachtingskaart heeft het plangebied voor een gedeelte geen archeologische verwachting (waarde archeologie 7). In dergelijke gebieden worden geen archeologische waarden verwacht en zijn derhalve niet onderzoeksplichtig. Echter het plangebied doorkruist een strook van een gebied waarbij, op basis van de verwachtingskaart, een middelhoge archeologische verwachting (waarde archeologie 5) geldt. Deze verwachting is gebaseerd op de landschappelijke, geologische en bodemkundige situatie en de verspreiding van de bekende archeologische vondsten. In dit geval is het de dekzandvlakte die deze verwachting veroorzaakt. Deze gebieden zijn in het verleden niet zo sterk opgehoogd als de terreinen met een hoge archeologische verwachting, waardoor eventuele resten minder goed beschermd zijn. Op basis van historisch kaartmateriaal en archeologische onderzoekgegevens in de directe omgeving van het plangebied wordt niet duidelijk dat er archeologisch waarden in het plangebied verwacht mogen worden. Het is aannemelijk te veronderstellen dat de gebruikte wijze van aanleg destijds het archeologisch bodemarchief ter plaatse van locatie 4 ernstig heeft aangetast. Verwacht wordt dat ter plaatse van de voorgenomen werkzaamheden binnen het plangebied de bodem zo geroerd is dat de kans dat er nog dieperliggende behouden waardige archeologische waarden aanwezig zijn laag wordt geacht. Op basis van dit gegeven wordt voor alle perioden een lage archeologische verwachting gesteld