Archeologisch onderzoek Aanleg XLPE ESDV-ESDH, gemeente Enschede; inventariserend veldonderzoek d.v. verkennende boringen

In opdracht van TenneT heeft Sweco Nederland B.V. een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor de aanleg van de XLPE kabel voor het tracé ESDV-ESDH. Het tracé ligt in het noordelijk deel van de bebouwde kom van Enschede en heeft een lengte van circa 3.200 m, waarvan 615 m door middel van open ontgraving wordt aangelegd. Het overige deel van het tracé wordt aangelegd door middel van gestuurde boringen. Het tracé ligt op de westelijke flank van de stuwwal van Enschede. Dergelijke zones op de overgang van de relatief hoog gelegen stuwwaltop en de lager gelegen dekzandlandschappen waren vanaf de vroegste aanwezigheid van de mens in dit gebied gunstige locaties voor bewoning en landbouw. De archeologische verwachting voor de periode Steentijd is laag. Voor de periode Neolithicum-Nieuwe tijd is de archeologische verwachting middelhoog. Op basis van de resultaten van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek wordt voor het plangebied geadviseerd een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uit te voeren op het gedeelte waar de nieuwe kabel door middel van open ontgraving zal worden aangelegd. Uit de bodemopbouw zoals beschreven en afgebeeld in de boorprofielen blijkt dat de afdekkende toplaag vanaf maaiveld bestaat uit een verstoord/opgebracht pakket zand soms met puinrestjes of grind in dikte circa 0,5 tot 1,5 m. Daaronder ligt doorgaans (in het westelijke en middelste deel zand (dekzand) soms met leemlagen of direct keileem. In het oostelijke deel van het tracé ligt de verstoorde toplaag direct op een pakket keileem. In boring 4 is een restant (0,3 m) van een es- of plaggendek en in boring 5 is een restant van een podzol aangetroffen (BC-horizont). In boring 6 ligt onder de afdekkende verstoorde laag zand een pakket donkerbruin/zwart humeus zand. Dit is geïnterpreteerd als een (sub)recente slootdemping. In twee boringen (boringen 8 en 13) is onder de afdekkende toplaag een eerdere bouwvoor aangetroffen en. In boring 6 is tot 1,60 m -mv een (sloot)demping waargenomen. Geconcludeerd kan worden dat over vrijwel het hele tracé de oorspronkelijke bodemopbouw vanaf maaiveld niet meer intact is. Op vier locaties is ondanks de diepe verstoringen over het hele tracé vanaf maaiveld de onderkant van het oorspronkelijke bodemopbouw waargenomen: in boringen 8 en 13 een eerdere bouwvoor, in boring 5 een restant van een podzol en in boring 4 het onderste deel van een es- of plaggendek. Mogelijk zijn in de andere boringen de podzols en het waarschijnlijk (plaatselijk) oorspronkelijk aanwezige es- of plaggendek vergraven en opgenomen in de afdekkende verstoorde toplaag. Het archeologisch relevante vondstniveau is daarmee verdwenen