MON.WEL.AGB Archeologische begeleiding aan de Zeddamseweg 8 te Braamt in de gemeente Montferland

Tijdens de archeologische begeleiding is een grafveld uit vermoedelijk de Vroege – Midden IJzertijd aangetroffen. Een datering in de Late Bronstijd of de Late IJzertijd is op basis van de aangetroffen aardewerkvormen nog niet uit te sluiten. De sporen zijn zichtbaar in de top van de natuurlijke ondergrond, een gordeldekzandrug, die is gesitueerd op de overgang van de stuwwal van het Montferland naar de laaggelegen en nattere gebieden ten oosten hiervan. In het plaggendek zijn, onder de recente toplaag, twee fasen te herkennen. Het dek is vermoedelijk ontstaan vanaf de Late Middeleeuwen. De oudste fase van het dek bestaat vermoedelijk grotendeels uit het materiaal dat bij egalisatie van de grafheuvels is vrijgekomen. Dit materiaal is vervolgens door bemesting en landbewerking vermengd geraakt met middeleeuws vondstmateriaal. Binnen het plangebied zijn vijf kringgreppels, minimaal twee graven en diverse paalkuilen aangetroffen. Het grafaardewerk bestaat uit diverse vormen, die vanaf de Late Bronstijd tot het eind van de IJzertijd kunnen dateren. Waarbij het zwaartepunt in de Vroege en Midden IJzertijd lijkt te liggen. Een bijzondere vondst is de vrijwel complete voetkom. Daarnaast is een fragment van een bronzenarmband gevonden. De vondst van het grafveld is een kans om meer te weten te komen over het grafritueel, demografie in de IJzertijd. Daarnaast is er een enorm potentieel aanwezig indien ook de nabij gelegen nederzetting( en) in relatie met het grafveld kunnen worden onderzocht. Door de gegevens van het grafveld en die van de nederzetting met elkaar te vergelijken, kunnen kennislacunes worden aangevuld en/of getoetst kan een beter inzicht worden gekregen over de bewoning in deze periode. Uit de C14 datering blijkt dat de twee graven spoor 23 (geassocieerd met kringgreppel spoor 15) en spoor 32 (geassocieerd met kringgreppel spoor 28) beide uit de 5e eeuw v. Chr. dateren. De meest noordoostelijke kringgreppel spoor 6 moet op basis van de houtskooldatering van het oversnijdende spoor 5 ouder dan of in de 9e eeuw v. Chr. worden geplaatst. Belangrijk is ook de datering van de grotere houtskoolrijke kuil, spoor 22 die binnen de kringgreppel, spoor 15 lag. Uit de C14 datering blijkt dat deze kuil niet in de prehistorie mag worden geplaatst maar op de overgang van de 6e en eerste helft van de 7e eeuw n. Chr. Op basis hiervan moet worden geconcludeerd dat deze houtskoolrijke kuil niet bij het grafveld of grafritueel hoort. Het meest waarschijnlijk is dat het een vroegmiddeleeuwse houtskoolmeiler betreft. Op basis van de C14-dateringen en de verwachte continuïteit van bewoning in de directe omgeving is het aannemelijk dat er een continuïteit van circa 400 jaar in het grafveld aanwezig is. Het individu uit graf 1, spoor 23 is een volwassen individu (20-40 jaar) mogelijk vrouwelijk met Degenerative Disc Disease (DDD, slijtage aan de tussenwervelschijven), vertebrale osteoartrose (VOA, slijtage aan de facetgewrichten op de wervelbogen), periostitis (beenvliesontsteking) en endocraniële depressies. Het individu uit graf 2, spoor 32 is een volwassen individu (20+) waarvan het geslacht niet kon worden bepaald, met mogelijk periostitis op enkele botfragmenten. De lichaamslengte kon in beide gevallen niet bepaald worden