Eindrapportage aanvullend archeologisch karterend booronderzoek (15116444) Grevenhout 21 te Nieuw-Milligen

Resultaten inventariserend veldonderzoek (aanvullend karterend booronderzoek) Een groot deel van de karterende boringen laten een bodemopbouw zien waarbij sprake is van een relatief recent verstoorde bovengrond/bouwvoor met hieronder een intact restant van een holtpodzolprofiel. Ter plaatse van de boringen in het centraal-noordelijke deel van het plangebied komt een vrij dun pakket stuifzand voor, welke echter al deels zo niet geheel recent is verstoord/omgewerkt, in combinatie met het storten van elders afgegraven grond. De stuifzandrug-/duin loopt voornamelijk in het centraal-oostelijke deel van het plangebied, waar geen recreatiewoningen gepland zijn. Er zijn geen archeologisch relevante indicatoren aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen de bouwvlakken van de vijf geplande recreatiewoningen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat, op basis van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, de hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten en/of sporen uit de perioden Laat-Paleolithicum t/m de Vroege-/Volle-Middeleeuwen bijgesteld dient te worden naar een lage verwachting. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt voor de locaties van de vijf geplande recreatiewoningen niet bevestigd voor wat betreft de verwachte archeologische waarden. De terreindelen buiten de locaties van de vijf geplande recreatiewoningen behouden vooralsnog wel hun hoge verwachting, aangezien hier aanvullend onderzoek niet is uitgevoerd (maar ook niet noodzakelijk was ten aanzien van de toekomstige inrichting). Advies Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden, adviseert Econsultancy om ter plaatse van de locaties van de vijf geplande recreatiewoningen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. In géén van de boringen zijn archeologisch relevante indicatoren aangetroffen. Voor de terreindelen buiten de locaties van de vijf geplande recreatiewoningen blijft het advies staan dat er aanvullend onderzoek dient plaats te vinden indien er in de toekomst ontwikkelingen gaan plaatsvinden waarvoor bodemverstorende ingrepen noodzakelijk zijn. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Apeldoorn hiervan per direct in kennis te stellen