Vestigia V580

Ter hoogte van het Hollandse Hout bij Lelystad en het Kuinderbos in de Noordoostpolder worden onder de A6 drie faunabuizen aangebracht (afbeelding 1). Dit gebeurt via gestuurde boringen, waarbij het bodemtraject tussen 2.50 en 3.50 m onder maaiveld lokaal wordt verstoord met een totale oppervlakte van circa 250 m2. Bij de in- en uittredepunten zal het traject tot aan maaiveld lokaal worden verstoord. In verband hiermee heeft Vestigia b.v. Archeologie & cultuurhistorie in opdracht van Rijkswaterstaat een Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende en karterende fase uitgevoerd. De planlocaties liggen op de Archeologische Maatregelenkaart van de gemeente Lelystad en de Archeologische Basis- en Beleidskaart van de gemeente Noordoostpolder (afbeelding 3) in zones met een lage archeologische verwachting. Op de planlocaties is geen sprake van beschermde monumenten dan wel vastgestelde archeologische waarden. Vanuit het bureauonderzoek is de archeologische verwachting op steentijdvindplaatsen hoog, enerzijds op basis van de bodemkundige situatie (intacte dan wel relatief intacte top van het dekzand) en anderzijds op basis van archeologische waarnemingen die in de buurt van de planlocaties zijn gedaan. Om de gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen is een booronderzoek uitgevoerd. Het booronderzoek moest antwoord geven op de volgende vragen: • In hoeverre is de top van het dekzand nog intact? • Is ter hoogte van de planlocaties sprake van archeologische waarden? En zo ja, in wat voor bodemcontext en hoe diep liggen deze archeologische waarden? Alleen ter hoogte van boringen 1 en 2 (locatie Lelystad ter hoogte van km 70,996) en boring 10 (locatie Noordoostpolder , km 290,400) zijn intacte bodems aangetroffen (afbeelding 5). In alle andere gevallen is de bodem geërodeerd waarbij eventuele archeologische waarden zijn aangetast. De top van het dekzand is bemonsterd en gezeefd op een zeef met een maaswijdte van 2 mm. Dit heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd. Gezien de zeer beperkte oppervlakte van de bodemverstoring in combinatie met een overwegend geërodeerde top van het dekzand op alle drie locaties en het ontbreken van archeologische indicatoren in de verkennende boringen, adviseren wij geen verdere archeologische onderzoeks- of behoudsmaatregelen te nemen