Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een oppervlaktekartering en een verkennend booronderzoek

In opdracht van gemeente Ede heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Bedrijventerrein De Laar in Wekerom (gemeente Ede). In het plangebied zal de aanleg van een bedrijventerrein worden gerealiseerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Het plangebied bevindt zich deels in het dal van een lokale afwateringsbeek en deels in een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden. Op basis van het bureauonderzoek werden in het gehele plangebied direct aan of vlak onder het maaiveld mogelijk archeologische resten archeologische resten verwacht uit alle archeologische perioden. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen, waterputten etc.) worden binnen ca. 50 cm beneden het maaiveld verwacht. De verwachte archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- of vuursteenstrooiïngen. Organische resten (zoals bot, hout, leder en textiel) zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Vanwege de ondiepe ligging van de verwachte waarden, zullen alle ingrepen die in de grond zullen worden uitgevoerd leiden tot een verstoring hiervan. Teneinde deze verwachting te toetsen werden in het plangebied een oppervlaktekartering (specificatie VS02) en een booronderzoek (specificatie VS03) uitgevoerd. Bij het onderzoek zijn 38 boringen uitgevoerd met een 7 cm Edelmanboor tot een gemiddelde diepte van circa 70 cm -mv. Voor de oppervlaktekartering is het gehele terrein in raaien met een onderlinge afstand van 5 meter belopen en zijn molshopen onderzocht op de aanwezigheid van archeologische resten. Uit de boringen blijkt, dat de bodem is opgebouwd uit dekzand, dat al dan niet is verspoeld. Onder de bouwvoor van 15 tot 40 cm dikte, zijn slechts in vier van de 38 boringen resten van een oude bodem aangetroffen. In een aantal boringen zijn onder de bouwvoor restanten van een podzolgrond aangetroffen. In de overige boringen bevindt zich onder de bouwvoor direct de C-horizont. De grondwaterspiegel in het plangebied varieert sterk, van circa 70 cm -mv tot direct aan het maaiveld. De oppervlaktekartering heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd. Getuige de restanten van een podzol in enkele boringen, is het plangebied in het verleden niet altijd zo vochtig geweest als tegenwoordig. Mogelijk is het geschikt geweest voor bewoning en/of landbouw. In de boringen zijn geen indicatoren gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Indien deze aanwezig zijn, zijn ze waarschijnlijk opgenomen in de bouwvoor en zouden ze tijdens de oppervlaktekartering gevonden moeten zijn. Echter, bij uitvoering van de oppervlaktekartering zijn ook geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden. De kans dat zich in het plangebied archeologische waarden bevinden wordt daarom op basis van het uitgevoerde veldonderzoek zeer klein geacht. ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet